e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

Gevonden: 3537
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zijwand sponnen: sponǝ (Kwaadmechelen) Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.] I-13
zingen fluiten: IPA, omgesp.  fløͅʔə (Kwaadmechelen), zingen: ziŋə (Kwaadmechelen) het geluid van zangvogels (slaan, slagen, zingen, fluiten) [N 83 (1981)] III-4-1
zinkbewerker zinkbewerker: zeŋk˱bǝwęrʔǝr (Kwaadmechelen) Ambachtsman die zink en blik verwerkt, dakgoten herstelt, etc. Een aantal opgaven kunnen mogelijk meer algemeen van toepassing zijn op een loodgieter. [N 64, 161b; L 34, 17a-b; monogr.; div.] II-11
zitbank bank: baŋk (Kwaadmechelen), bāŋk (Kwaadmechelen) bank [ZND A1 (1940sq)] || op het eind van de bank [ZND 34 (1940)] III-2-1
zitten zitten: ze`ən (Kwaadmechelen) zitten [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
zitvlak van een broek broeksgat: bruksxat (Kwaadmechelen) zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)] III-1-3
zo arm als ... zo arm als een luis: h is zoe erm as n luis (Kwaadmechelen), zo arm als job: als job (Kwaadmechelen) Hij is zo arm als... (uitdrukkingen). [ZND 32 (1939)] III-3-1
zo eenvoudig als ... zo simpel als het groot is: zoe sumël ast groeët is (Kwaadmechelen) Zo eenvoudig als - (zeg in het dialect en vul aan; geef de verschillende uitdrukkingen die hiervoor bestaan) [ZND 23 (1937)] III-1-4
zoden afsteken afvlaggen: aflagn (Kwaadmechelen), kappen: kapn (Kwaadmechelen) Een object russen, vlaggen, zoden enzovoorts is niet gedocumenteerd. [N 14, 78; N 27, 39g; N 18, add.; JG 1b] I-8
zolder zolder: zoͅldər (Kwaadmechelen) zolder [ZND A1 (1940sq)] III-2-1