27824 |
zijwand |
sponnen:
sponǝ (K314p Kwaadmechelen)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|
22771 |
zingen |
fluiten:
IPA, omgesp.
fløͅʔə (K314p Kwaadmechelen),
zingen:
ziŋə (K314p Kwaadmechelen)
|
het geluid van zangvogels (slaan, slagen, zingen, fluiten) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
31189 |
zinkbewerker |
zinkbewerker:
zeŋk˱bǝwęrʔǝr (K314p Kwaadmechelen)
|
Ambachtsman die zink en blik verwerkt, dakgoten herstelt, etc. Een aantal opgaven kunnen mogelijk meer algemeen van toepassing zijn op een loodgieter. [N 64, 161b; L 34, 17a-b; monogr.; div.]
II-11
|
19680 |
zitbank |
bank:
baŋk (K314p Kwaadmechelen),
bāŋk (K314p Kwaadmechelen)
|
bank [ZND A1 (1940sq)] || op het eind van de bank [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
17827 |
zitten |
zitten:
ze`ən (K314p Kwaadmechelen)
|
zitten [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
18198 |
zitvlak van een broek |
broeksgat:
bruksxat (K314p Kwaadmechelen)
|
zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21572 |
zo arm als ... |
zo arm als een luis:
h is zoe erm as n luis (K314p Kwaadmechelen),
zo arm als job:
als job (K314p Kwaadmechelen)
|
Hij is zo arm als... (uitdrukkingen). [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
19240 |
zo eenvoudig als ... |
zo simpel als het groot is:
zoe sumël ast groeët is (K314p Kwaadmechelen)
|
Zo eenvoudig als - (zeg in het dialect en vul aan; geef de verschillende uitdrukkingen die hiervoor bestaan) [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
33721 |
zoden afsteken |
afvlaggen:
aflagn (K314p Kwaadmechelen),
kappen:
kapn (K314p Kwaadmechelen)
|
Een object russen, vlaggen, zoden enzovoorts is niet gedocumenteerd. [N 14, 78; N 27, 39g; N 18, add.; JG 1b]
I-8
|
19719 |
zolder |
zolder:
zoͅldər (K314p Kwaadmechelen)
|
zolder [ZND A1 (1940sq)]
III-2-1
|