e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

Gevonden: 3537
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
deurwaarder huissier (fr.): huissier (Kwaadmechelen), ussier (Kwaadmechelen) deurwaarder [ZND 33 (1940)] III-3-1
dief dief: dief (Kwaadmechelen) dief [ZND 23 (1937)] III-3-1
diep diep: dīp (Kwaadmechelen) In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.] I-1
diepzinnig diepzinnig: h is diepzinnig (Kwaadmechelen) Hij is diepzinnig. [ZND 33 (1940)] III-1-4
dier, beest beest: ook in ZND 23, 009  best (Kwaadmechelen) dier [ZND 01 (1922)] III-4-2
dij bil: bil (Kwaadmechelen) Hoe heet het been boven de knie ? [ZND 23 (1937)] III-1-1
dijk dijk: dijk (Kwaadmechelen, ... ), dęi̯k (Kwaadmechelen), gracht: gracht (Kwaadmechelen) dijk [ZND 33 (1940)] || Opgehoopte aarde. [N 27, 24; L 33, 34] I-8, III-3-1
dik sap van steenvruchten gom: IPA, omgesp.  goͅm* (Kwaadmechelen) stijf geworden sap uit steenvruchte (kriekskesspouw, vogelesnot, most, gom, snot, spek, vogelhum, koekoeksbrood, vogelteer). [N 82 (1981)] I-7
dik worden dijen: di?ə (Kwaadmechelen), stijven: stēͅvə (Kwaadmechelen) dik worden; Hoe noemt U: Dik worden, gezegd van b.v. pap (dijen) [N 80 (1980)] III-2-3
dikke boterham dikke, een -: Syst. IPA  nən deʔə (Kwaadmechelen) Een dikke boterham (sjmouer, sjmouel?) [N 16 (1962)] III-2-3