e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

Gevonden: 3537
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doopdekentje doopmanteltje: i.e. doopmanteltje (RK).  duəpman`əl`jə (Kwaadmechelen) dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] III-2-2
doopjurkje doopkleed: do.əpkli.ət (Kwaadmechelen) doopkleed [RND] III-3-3
doopmutsje doopmutsje: duəpmøtskə (Kwaadmechelen) doopmutsje [N 25 (1964)] III-2-2
doopvont doopvont: do.əpfűnt (Kwaadmechelen) doopvont [RND] III-3-3
door water het lopen met schoeisel aan batteren (<fr.): badərṇ (Kwaadmechelen), dabberen: dabərṇ (Kwaadmechelen) lopen: met schoenen of klompen door het water lopen [daawele, dabbere, bettere] [N 10 (1961)] III-1-2
doordeweekse (werk)schort blauwe schommelaar: blaave schŏĕməlèər (Kwaadmechelen), blāvəsXuməleͅjər (Kwaadmechelen) schort, blauwlinnen (werk) ~ voor door de week [N 24 (1964)] III-1-3
doordeweekse kleren `s werkdaagse kleren: ’s werkdaagse kleren (Kwaadmechelen), `s werkendaagsdingen: sweͅrə’əndagzdeŋə (Kwaadmechelen) door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
doormidden snijden van beschuitbollen kappen: kapǝ (Kwaadmechelen) [N 29, 62a; N 29, 62b] II-1
doorschieter doorwas: dørwas (Kwaadmechelen) Aardappelstruik waaraan zich door overmatige groei steeds nieuwe scheuten en aardappeltjes vormen. [N 12, 9; monogr.] I-5
dopen dopen: do.əpən (Kwaadmechelen, ... ), e van de  e kint doeëpe (Kwaadmechelen), soppen: sopn (Kwaadmechelen) doopen (dopen) [RND] || dopen [RND] || Een kind dopen. [ZND 23 (1937)] || indopen van het brood b.v. in de koffie: soppen [N 08 (1961)] III-2-3, III-3-3