e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

Gevonden: 3537
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
droogstaan droogstaan: dryǝxstǭn (Kwaadmechelen) Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b] I-11
droogte droogte: druëgte (Kwaadmechelen), drəgt (Kwaadmechelen) droogte [ZND 33 (1940)] III-4-4
droogzolder bloemzolder: bloemzolder (Kwaadmechelen) De zolder boven de oven. Uit de woordtypen "droogzolder", "droogoven", "meelzolder" en "bloemzolder" blijkt dat deze ruimte gebruikt wordt zowel om iets erin te drogen als om iets erin op te slaan. Volgens Weyns (blz. 66) wordt deze plaats ook wel benut voor het drogen van zaden en volgens de informant van Q 99* droogt men het metershout hierin. [N 29, 105c] II-1
drop klissesap: kəlisəsap (Kwaadmechelen) drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)] III-2-3
dropwater klissapwater: klisoͅpwōͅʔər (Kwaadmechelen) Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)] III-2-3
druilerig en koud weer klammig (weer): klamix (Kwaadmechelen), mottig (weer): mottig.  moͅtix (Kwaadmechelen), nattigheid: JK: correct overgenomen  naʔixeͅt (Kwaadmechelen), regenachtig (weer): regəneͅxtix (Kwaadmechelen), stuiverig: JK: correct overgenomen  stubərix (Kwaadmechelen) druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || nat, vochtig, gezegd van het weer [wak, luimerig] [N 81 (1980)] || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)] III-4-4
druiventros druiventros: druiventros (Kwaadmechelen, ... ), trossel druiven: trossel druiəvən (Kwaadmechelen) [ZND 01 (1922)] [ZND 33 (1940)] I-7
druk heen en weer lopen rondschoppen: rundsxopṇ (Kwaadmechelen) lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)] III-1-2
druppel druppel: druppel (Kwaadmechelen, ... ), drøpəl (Kwaadmechelen) druppel (drop) [ZND A1 (1940sq)] || druppel (water) [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
druppen, druppelen druppen: druppen (Kwaadmechelen, ... ) druppen (door het dak druipen, regenen) [ZND 23 (1937)] || druppen (door het dak regenen) [ZND 01 (1922)] III-4-4