21494 |
gemeentehuis |
gemeentehuis:
gemaantenhuis (K314p Kwaadmechelen)
|
gemeentehuis [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
33670 |
gemeenteweide |
gemene wei:
gǝmān wāi̯ (K314p Kwaadmechelen)
|
Weiland dat eigendom is van de gemeente. Een woordtype als vrijwei duidt erop dat men hier als kleine of arme boer zijn koeien vrij kon laten grazen. De informanten van Horn (L 325) en Maasbracht (L 377) zeggen echter dat men eertijds op gemeentewei de koeien kon laten grazen tegen een jaarlijkse vergoeding. [N 14, 60; A 10, 4; N 18, add.; monogr.]
I-8
|
18165 |
genezen |
genezen:
gənēͅzən (K314p Kwaadmechelen)
|
genezen (ww) [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
pachthof:
paxthǫf (K314p Kwaadmechelen),
winning:
weneŋ (K314p Kwaadmechelen)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
34057 |
geprimeerde stier |
prijsstier:
prɛ̄sstīr (K314p Kwaadmechelen)
|
Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b]
I-11
|
18939 |
gereed |
klaar:
klēͅər (K314p Kwaadmechelen),
vaardig:
veͅrəg (K314p Kwaadmechelen)
|
klaar [ZND A2 (1940sq)] || vaardig [ZND A1 (1940sq)]
III-1-4
|
32979 |
gerst |
gerst:
gęst (K314p Kwaadmechelen)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
21100 |
gerstebier |
gerstebier:
gestebier (K314p Kwaadmechelen)
|
gerstenbier [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|
18312 |
geruite jurk |
carreauskleed (<fr.):
karoëskliët (K314p Kwaadmechelen),
carreautjeskleed (<fr.):
karoʔəskliət (K314p Kwaadmechelen)
|
jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21595 |
geschiedenis |
geschiedenis:
ən geschiedenis vertelle (K314p Kwaadmechelen)
|
Een geschiedenis vertellen [ZND 24 1937)]
III-3-1
|