e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Laak

Overzicht

Gevonden: 1208
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vaars vaars: vērs (Laak), vē̜s (Laak) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vaatdoek schotelsplag: šoͅtəlsplak (Laak) vaatdoek [SGV (1914)] III-2-1
vader vader: vader (Laak) vader [SGV (1914)] III-2-2
vagevuur vagevuur: vègevuur (Laak) vagevuur [SGV (1914)] III-3-3
valgordijn, rolgordijn store (fr.): stâor (Laak) valgordijn [SGV (1914)] III-2-1
vallen vallen: valleéͅ (Laak) vallen [SGV (1914)] III-1-2
vals vals: valsch (Laak) valsch [SGV (1914)] III-1-4
varken varken: vęrkǝ (Laak) Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s] I-12
varkensstal, varkenshok varkensstal: vɛrkǝs[stal] (Laak) De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.] I-6
varkensvet vet: vèt (Laak) reuzel [SGV (1914)] III-2-3