33267 |
vogelpootje, serradelle |
serradelle:
sęr`dɛl (L379p Laak)
|
Ornithopus sativus Brot. Een 30 tot 60 cm hoge plant met rechtopstaande stengel, veervormige blaadjes en roze-witte bloempjes. De plant bloeit van juni tot de herfst en wordt vooral op zandgonden als bemestingsgewas, maar ook als veevoeder geteeld. [N Q, 3; N 11A, 29c; JG 1a, 1b; R 3, 29; monogr.]
I-5
|
34304 |
volwassen, mannelijk varken (ongesneden) |
beer:
bēr (L379p Laak)
|
De benamingen in dit lemma duiden op het volwassen, ongesneden, mannelijk varken. Opgaven voor het volwassen, ongesneden, mannelijk varken die beantwoorden aan de woordtypen berg en barg zijn verplaatst naar het lemma ''gesneden mannelijk varken'' (1.2.2). Zie afbeelding 1. [N 19, 7; RND 46 en 84; S 2; A 4, 4a; L 1a-m; L 20, 4a; L 37, 49d; L 14, 12; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
20174 |
voogd |
momber:
momerd (L379p Laak)
|
voogd [SGV (1914)]
III-2-2
|
17852 |
vooroverduikelen |
tuimelen:
tømele (L379p Laak)
|
tuimelen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18278 |
voorschoot, schort (alg.) |
scholk:
scholk (L379p Laak)
|
voorschoot [SGV (1914)]
III-1-3
|
23333 |
voorteken |
voorteken:
veurteeke (L379p Laak)
|
voorteeken [SGV (1914)]
III-3-3
|
34015 |
vooruit |
vooruit:
vrut (L379p Laak)
|
Voermansroep om het paard vooruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95f en 96; L 1 a-m; L B 2, 253; L 26, 2; L 36, 81a; S 41; monogr.]
I-10
|
19712 |
vork |
fourchette:
versjet (L379p Laak)
|
vork om mee te eten [Roukens 03 (1937)]
III-2-1
|
25202 |
vorst, het vriezen |
gebreur:
gebreur (L379p Laak)
|
vorst (vriezend weer) [SGV (1914)]
III-4-4
|
18279 |
vouw |
vouw:
vâoi (L379p Laak),
vâoie (L379p Laak)
|
vouw [SGV (1914)] || vouwen (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|