e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Laak

Overzicht

Gevonden: 1208
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
graszode ris: res (Laak) Vierkant afgestoken stuk van de met gras begroeide bovengrond. Naar dialectbenamingen voor de graszode is vaak navraag gedaan getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma. In verschillende enqu√™tes werd gevraagd naar de zode in het algemeen zowel de graszode als de heizode. De opgaven die betrekking hadden op de heizode zijn ondergebracht in lemma 3.14 ɛheizodeɛ.' [N 14, 77a; N 14, 77b; N 27, 39g; GV, K6; JG 1a, 1b; L 8, 123; L B2, 273; S 46; NE 2 II, 15; N 18, 38 add.; N 18, 40 add.; monogr.] I-8
griep griep: griep (Laak) Griep. Hoe noemt men tegenwoordig een zware verkoudheid met koorts? [DC 30 (1958)] III-1-2
grind kiezel: kizǝl (Laak) Collectieve benaming voor de kleine keitjes die in grote menigte in diluviale gronden en op de bodem van de rivieren worden aangetroffen, kiezels. [S 11; L 1a-m; N 18, add.; monogr.] I-8
groeien, wassen bedijen: bedieje (Laak) bedijen [SGV (1914)] III-4-3
groentevrouw groentevrouw: gruintevrouw (Laak) groentevrouw [SGV (1914)] III-3-1
grof grof: groaf (Laak) grof [SGV (1914)] III-3-1
grond, aarde aarde: ē̜rt (Laak), grond: gronjtj (Laak), grunjtj (Laak) De algemene benaming. [S 1, 7, 11, 42; Wi 52; R III, 5, 6, 7, 8; L A1, 150; Vld.; N 18, add.; monogr.] I-8
grootmoeder grootmoeder: grootmoder (Laak) grootmoeder [SGV (1914)] III-2-2
grootte grootte: greujde (Laak) grootte [SGV (1914)] III-4-4
grote hoeveelheid, hoop hoop: houp (Laak), hopen (mv.): huip (Laak) hoop [SGV (1914)] || hoopen (mv.) [SGV (1914)] III-4-4