e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Laak

Overzicht

Gevonden: 1208
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lip lip: lup (Laak) lip [SGV (1914)] III-1-1
litteken lijkteken: liekteike (Laak), lijnteken: li:nteikən (Laak) Als een wond of zweer is genezen, blijft de plaats ervan meestal zichtbaar. Die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [DC 30 (1958)] || litteken [SGV (1914)] III-1-2
long long: long (Laak), longe (Laak) long [SGV (1914)] || longen [SGV (1914)] III-1-1
loof blader: blajer (Laak), loof: louf (Laak) bladeren [SGV (1914)] || loof [SGV (1914)] III-4-3
looi looi: lōj (Laak) Looistof. Fijngemalen eikebast of run waarmee men leer bewerkt. [S; L 1a-m] II-10
looien looien: lōjǝ (Laak) Het bereiden van leer. Dierehuiden die bepaalde voorbereidingen hebben ondergaan worden met bepaalde samentrekkende stoffen zo behandeld dat zij tot leer worden. [S; L 1a-m; monogr.] II-10
loonstoken loonstoken: loonstoken (Laak) Stroop fabriceren tegen betaling. In L 295 bracht de boer fruit, bieten en lege potten. Hij kreeg de met stroop gevulde potten terug en betaalde het loon aan de stroopstoker. [N 57, 3a] II-2
loot, nieuw uitgelopen twijgje loot: laot (Laak) loot [SGV (1914)] III-4-3
lopen lopen: loupe (Laak) lopen [SGV (1914)] III-1-2
luchtx lucht: loecht (Laak) lucht [SGV (1914)] III-4-4