e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Laak

Overzicht

Gevonden: 1208
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meester meester: meister (Laak) meester [SGV (1914)] III-3-1
meid, dienstmeid dienstbode: dēnstbǭi̯ǝ (Laak), maagd: māx (Laak), māxt (Laak) Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.] I-6
meikever meikever: meikèver (Laak), meikêver (Laak) meikever [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] III-4-2
meisje meidje: mêdje (Laak) meisje [SGV (1914)] III-2-2
melk melk: męlk (Laak) De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.] I-11
melk zeven zijen: zii̯ǝ (Laak) De melk door een doek, zeef of filter laten vloeien om de melk te zuiveren van onbruikbare of verontreinigende stoffen of bestanddelen. [S 46; Wi 30; monogr.; add. uit N 12, L 324] I-11
merel melder: meelder (Laak), merling: meerling (Laak) merel [SGV (1914)] III-4-1
merg merg: merg (Laak) merg [SGV (1914)] III-1-1
merrie meer: męr (Laak) Gebruikt als handels-, werk-, voermans- en als fokpaard. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.] I-9
mes mets: mets (Laak) mes [SGV (1914)] III-2-1