21273 |
meester |
meester:
meister (L379p Laak)
|
meester [SGV (1914)]
III-3-1
|
33337 |
meid, dienstmeid |
dienstbode:
dēnstbǭi̯ǝ (L379p Laak),
maagd:
māx (L379p Laak),
māxt (L379p Laak)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24331 |
meikever |
meikever:
meikèver (L379p Laak),
meikêver (L379p Laak)
|
meikever [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
20309 |
meisje |
meidje:
mêdje (L379p Laak)
|
meisje [SGV (1914)]
III-2-2
|
34237 |
melk |
melk:
męlk (L379p Laak)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
34241 |
melk zeven |
zijen:
zii̯ǝ (L379p Laak)
|
De melk door een doek, zeef of filter laten vloeien om de melk te zuiveren van onbruikbare of verontreinigende stoffen of bestanddelen. [S 46; Wi 30; monogr.; add. uit N 12, L 324]
I-11
|
24212 |
merel |
melder:
meelder (L379p Laak),
merling:
meerling (L379p Laak)
|
merel [SGV (1914)]
III-4-1
|
17563 |
merg |
merg:
merg (L379p Laak)
|
merg [SGV (1914)]
III-1-1
|
33754 |
merrie |
meer:
męr (L379p Laak)
|
Gebruikt als handels-, werk-, voermans- en als fokpaard. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.]
I-9
|