33583 |
rotten, van fruit |
verschrumpelen:
verschrûmpele (L288b Laar)
|
verschrompelen
I-7
|
20244 |
rouw |
rouw:
De mannen droegen ten teken van rouwe een rouwband (zie ald.) en de vrouwen waren één jaar in het zwart gekleed bij de dood van hun echtgenoot
roûw (L288b Laar)
|
rouw
III-2-2
|
20426 |
rouwband |
rouwband:
roûwbânt (L288b Laar)
|
rouwband
III-2-2
|
20421 |
rouwbrief |
doodsbrief:
doeëtsbreef (L288b Laar),
rouwbrief:
roûwbreêf (L288b Laar)
|
rouwbrief || rouwbrief, doodsbericht
III-2-2
|
21330 |
royaal |
royaal (<fr.):
rəjáál (L288b Laar)
|
royaal [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
24524 |
rozenbottel |
hanenkul:
mv.
haankölle (L288b Laar),
papenkul:
paapekölle mv. (L288b Laar)
|
rozebottels || rozenbottel
III-4-3
|
21936 |
ruien |
ruizelen:
ruûzele (L288b Laar)
|
ruien
III-4-1
|
33750 |
ruin |
ruin:
ryn (L288b Laar)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
34022 |
rundvee |
vee:
viǝ (L288b Laar)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
29731 |
ruwe stenen |
zonnebakkers:
zonǝbɛkǝrs (L288b Laar)
|
In de zon gedroogde, maar nog niet gebakken stenen. In de zon gedroogde stenen werden soms gebruikt voor binnenmuren. Voorwaarde was dat ze niet met water in aanraking kwamen. Volgens de invuller uit Q 83 waren de stenen voldoende gedroogd, wanneer zij wit uitsloegen. Men zei dan: de stenen zijn wit (d\ stēn zen wet). [N 30, 53c; N 98, 107; N 98, 164; monogr.; S 37 add.; N 31, 14 add.]
II-8
|