e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288b plaats=Laar

Overzicht

Gevonden: 1460
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
scheiplank schei(d)plankje: sxęjplāŋkjǝ (Laar) Het plankje dat in de meelbak geplaatst wordt om het meel op te houden wanneer van zak verwisseld wordt. In sommige molens is aan de scheiplank een stok bevestigd die tot op de steenzolder reikt, zodat de molenaar vandaaruit kan scheiden. Zie ook afb. 83 en 84. [N O, 24d; A 42A, 42; Vds 165; Jan 171; Coe 156; Grof 187] II-3
schelden, schimpen schelden: schêldje (Laar), schobben: schobbe (Laar), sjamfoeteren: schamfoetere (Laar), fr. Jean foutre  sjamfoetere (Laar) schelden III-1-4
schemering, valavond avonddonker: aovuntjdônkel (Laar), uilenvlucht: BNO.  uûlevleûg (Laar), WB.  uûlevluuëg (Laar), valavond: (meervoud: valaovundje).  val⁄aovuntj (Laar) avondschemering, valavond || schemer, halfduister III-4-4
schenen schenen: sxēnǝ (Laar) Gekliefde en geschaafde wissen. Zij worden vooral gebruikt voor fijn vlechtwerk. Ook de wanden van duivenmanden worden met schenen volgevlochten. [N 40, 85; monogr.] II-12
schenkkan karaf: kəraf (Laar) waterkan, glazen wijn- of likeurkan III-2-1
scheren scheren: scheire (Laar) scheren [DC 38 (1964)] III-1-3
schil van een vrucht bast: bast (Laar) schil, groene — I-7
schim, schaduw, glimp schim: schieëm (Laar), BNO.  scheêm (Laar) schim, schaduw, glimp III-4-4
schoen schoen: schoen (Laar) Het kleine losse bakje onderaan het kaar dat tijdens het malen in schuddende beweging is. Het schoen staat de molenaar toe de graantoevoer naar de stenen te regelen. [N O, 19j; A 42A, 39; N D, 12; Sche 52; Vds 149; Jan 156; Coe 137; Grof 158; A 42A, 19] II-3
schoenen (mv.) schoenen (mv.): šōn (Laar) Hoe noemt men de schoenen? Maakt men verschil tusschen hooge en lage schoenen? [DC 09 (1940)] III-1-3