19698 |
stop voor fles of kruik |
kruikenstop:
krū.kəstoͅp (L288b Laar)
|
kurk
III-2-1
|
30626 |
stopverf |
stopverf:
stǫk˲vɛrǝf (L288b Laar)
|
Soort deeg vervaardigd van krijt, loodwit en lijnolie, dat wordt gebruikt voor het dichtmaken van spijkergaten en scheuren in het houtwerk en het aanstoppen van glasruiten. [N 67, 28a; monogr.]
II-9
|
26004 |
stormeinde |
stormkant:
stormkant (L288b Laar)
|
De zijde van de molenkast waar de roeden zitten en die meestal naar de wind gekeerd staat. Zie ook afb. 18. [N O, 44a; A 42A, 96; Sche 20; N O, 45a; A 42A, 94]
II-3
|
20534 |
stoven |
stoven:
stoôve (L288b Laar),
D¯r eemes eîne stoeëve: ¯n kooltje stoven
stoeëve (L288b Laar)
|
stoven
III-2-3
|
21249 |
straat |
straat:
stroat (L288b Laar)
|
straat [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
32894 |
strekel, wetstok |
streek:
strēk (L288b Laar)
|
Het gaat in dit lemma over de houten strekel of wetstok, met uitsluiting van de cementen strekel en de wetsteen, die in de volgende lemma''s ter sprake komen. Voor vorm en gebruik van de strekel, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Daar werd al opgemerkt dat het oorspronkelijke onderscheid tussen strekel en wetsteen welhaast is verdwenen. Daar het hier uitdrukkelijk over de houten strekel gaat, zijn de opgaven en aantekeningen als "steen die zo in de handel is" of "met cement eraan" ondergebracht bij wetsteen of cementen strekel; de opgaven voor "strekel" waarin het element "steen" voorkwam waren alle identiek aan de opgaven voor "wetsteen" in de betreffende plaats en zijn dan ook in het lemma ''wetsteen'' ondergebracht. Veel informanten hebben aangetekend dat de houten strekel "heel oud", "nu in ongebruik", "vroeger een eikehouten pen, thans een slijpsteen" (Q 211) was, of dat het "de oudere manier" van strijken was, die nu niet meer voorkomt. In een zevental plaatsen wordt opgemerkt dat men streek met de mathaak; het gaat hier kennelijk om het strijken van de zicht. Het betreft de opgaven mathaak in Q 179; zichtlat in P 197, Q 166 en 242, en zichthaak in P 224, Q 167 en 174. Zie afbeelding 9, nummer 3, waarop de strekel is vastgemaakt aan de steel van de zeis, zoals beschreven in de algemene toelichting bij de paragraaf over de zeis. Opvallend is de afwezigheid van materiaal in Zuidelijk Nederlands Limburg. Kennelijk zijn daar de strekel en het erbij horende zandblok ook uit de herinnering van de informanten verdwenen, of werd vanouds de zeis en de zicht met de wetsteen alleen gewet. Dit laatste werd bovendien in Belgisch Limburg uitdrukkelijk opgegeven in L 419, 423, 424, P 192, Q 6, 7, 10, 12, 13, 88, 91, 94, 155, 156, 157, 159, 170, 171, 172, 179 en 188. [N 18, 80; N 18, 67g; JG 1a, 1b; A 4, 28f; A 23, 16II; L 20, 28f; Lu 1, 16II; Gwn 7 add; monogr.]
I-3
|
18776 |
streng |
streen:
strēn (L288b Laar)
|
Een streng garen, een gewonden en veelal ineengedraaide bundel waarin garen in de handel komt. De woordtypen lood, half lood, loodje en onsje duiden op een bepaalde hoeveelheid gewicht garen. [N 62, 56c; L 7, 58; L 28, 14; Gi 1.IV, 25; MW; S 36; monogr.]
II-7
|
19442 |
strijkijzer |
strijkijzer:
strī.k˂ī.sdər (L288b Laar),
strī.k˂ī.zər (L288b Laar)
|
strijkijzer
III-2-1
|
33591 |
stronk, stengel van koolplanten |
moesstrobbel:
moosstróbbel (L288b Laar)
|
koolstronk
I-7
|
20738 |
strooiselvlaai |
greumeltjesvlaai:
greûmelkesvlaaj (L288b Laar),
gruuëmelkesvlaaj (L288b Laar)
|
kruimelvlaai
III-2-3
|