19764 |
tafelkleed |
tafellaken:
tōͅfəllākə (L288b Laar)
|
tafelkleed
III-2-1
|
19650 |
tamme kanarie |
kanarie:
kenaarie (L288b Laar),
kanarievogel:
knārivūəgəl (L288b Laar)
|
kanarievogel || kater
III-2-1
|
24253 |
tapuit |
vindersfeep:
vendersfeêp (L288b Laar),
wijntemper:
ondergebracht zowel onder "tapuit"als onder "gekraagde roodstaart
wiêntêmper (L288b Laar)
|
tapuit || tapuit, gekraagde roodstaart
III-4-1
|
20824 |
tarwebrood |
tarwemik:
Têrvemik Mikkevluuëtje: kneedtrogje voor brood krîntemik: krentenbrood Verklw. mikske
têrvemik (L288b Laar)
|
witbrood en tarwebrood
III-2-3
|
34525 |
tasten |
vingeren:
vēŋǝrǝ (L288b Laar)
|
Met de hand voelen of de kip op het punt staat te gaan leggen. [N 19, 52; monogr.]
I-12
|
32407 |
teenmes |
teenhaak:
tīǝnhǭk (L288b Laar)
|
Bodemmes waarvan het snijdend gedeelte vrij smal is en waarvan de opwaarts gebogen punt spits toeloopt. Soms is dit deel van het blad ook tot een lichte haak omgebogen. Het mes dient om de teenholte van de geheulde klomp ruimer te maken en af te werken. De steel van het mes is lang en rust tijdens het werken op de schouder van de klompenmaker. [A 29a, 8a; A 29a, 10a; A 29a, 10c; A 29a, 12a-b; A 29a, 15c; Bakeman 9; monogr.]
II-12
|
19596 |
theezeefje |
zijertje:
zei̯ərkə (L288b Laar)
|
zeefje
III-2-1
|
19781 |
thuis |
aan huis:
ān hū.s (L288b Laar, ...
L288b Laar),
thuis:
tū.s (L288b Laar)
|
thuis
III-2-1
|