e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288b plaats=Laar

Overzicht

Gevonden: 1460
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bovenring kruiring: krø̜jreŋ (Laar) De houten ring aan de onderzijde van de molenkap die op de kruirollen rust of draait. Evenals de onderring is de bovenring soms geheel of gedeeltelijk beslagen met staalplaat om te voorkomen dat de kruirollen het hout ervan beschadigen. Zie ook afb. 29 en 30. [N O, 53f; A 42A, 106] II-3
box rek: nellie luiptj al in de reik  reik (Laar) box: Nellie loopt al in de box (maar midden in de kamer durft ze nog niet). [DC 39 (1965)] III-2-2
braadpan braadpan: brōͅtpan (Laar), kasserol: kəstroͅl (Laar) braadpan || kookpan, braadpan III-2-1
braaf braaf: brááf (Laar) braaf [DC 02 (1932)] III-1-4
braak braak: brāk (Laar) Houten toestel om de vlas- en hennepstengels te kneuzen en de houtachtige delen, de scheven (zie het lemma ɛschevenɛ), grotendeels te verwijderen. Van jongere datum is een machine waarin, tussen in elkaar grijpende tandrollen, de houtachtige stengel van de plant in kleine stukjes wordt gebroken (Brouwers, pag. 93). Zie afb. 67.' [N 48, 16b; monogr.] II-7
braam braam: brǭm (Laar) Ruige, oneffen rand die ontstaat na het gieten of zagen van metaal. [N 64, 55c; N 33, 164 add.; monogr.] II-11
braambes braamberen: braombieër (Laar), bramelen: braômel (Laar) braambes III-4-3
braamsluiper bramenteut: brieëmetäöt (Laar), hegteut: hektäöt (Laar), teut: täöt (Laar), wolteut: wioltäöt (Laar) braamsluiper III-4-1
braamstruik bramen: brieëm (Laar) braamstruik III-4-3
braden braden: ¯nen Herst, ¯ne eike en aerpel braoje gebraoje aerpel  braoje (Laar) braden in vet of olie III-2-3