e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288b plaats=Laar

Overzicht

Gevonden: 1460
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hengsel hengel: he.ŋəl (Laar) hengsel, handgreep III-2-1
hengselduim sleep: (mv)  slęj.pǝ (Laar) Het gedeelte van een duimhengsel, dat op het kozijn of in de muur wordt bevestigd. Het bestaat uit een metalen pin, waarbij aan een uiteinde een oog is aangebracht. Veer en duim worden met behulp van een stift draaibaar aan elkaar vastgemaakt. [N 54, 80c; monogr.] II-9
hengst hengst: heŋst (Laar) Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.] I-9
herderstasje mager mannetje: maagermen’kes (Laar) herderstasje III-4-3
herfst, najaar herfst: Opm. v.d. invuller: zo wordt het ook wel genoemd.  herfst (Laar), najaar: noajoar (Laar) herfst (bamis(tijd), natijd, uitgang) [DC 39 (1965)] III-4-4
herfstsering kermisbloem: kêrmesbloom (Laar) floks III-2-1
herik herik: haerik (Laar) herik III-4-3
herkauwen neringen: nēreŋǝ (Laar) Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.] I-11
hermelijn fluwijn: flewiên (Laar) hermelijn, wezel III-4-2
het huwelijk ontbinden scheiden: scheî-je (Laar) scheiden III-2-2