e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288b plaats=Laar

Overzicht

Gevonden: 1460
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jongen jong: jông (Laar) jongen III-2-2
jongen met wie een meisje verkering heeft vrijer: vri-jjer (Laar) vrijer III-2-2
jongste kind kek: meestal de lieveling in huis scheldnaam voor kind uit de straot, Kerkstraot te Nederweert  kek (Laar) jongste kind uit het gezin III-2-2
jurk kleed: ve zulle det kleid hieël motte los doon veur det ve ut konne verangere (Laar) Jurk. We zullen die jurk helemaal moeten lostornen voor we ’m kunnen veranderen. [DC 39 (1965)] III-1-3
jute baal: bāl (Laar) Vezelstof, de bastvezels van een soort hennep (Corchorus capsularis) uit Bangla Desh, gesponnen en geweven tot gordijnen, vloerkleden, zakken enz. (Van Dale, pag. 1250). [N 59, 201; monogr.] II-7
kaantjes kaaien: uitsluitend mv.  kaoje (Laar), krapjes: Uitsluitend verklw.  krepkes (Laar) kaantje || kaantjes III-2-3
kaar kaar: kār (Laar) Trechtervormige bak boven de bovenste molensteen waarin het te malen graan wordt gestort. Zie ook afb. 78. [N O, 19i; N O, 41a; A 42A, 37; N D, 11; Sche 51; Vds 148; Jan 155; Coe 136; Grof 157; monogr.] II-3
kaardenbol kam: kaam (Laar, ... ) kaardebol I-7, III-4-3
kaasjeskruid kattenkaas: geneeskrachtig  kaatekieës (Laar), patersbroodjes: mv. malva neglecta  paatersbruuëtjes (Laar) kaasjeskruid || klein kaasjeskruid III-4-3
kachel, stoof kachel: kaxəl (Laar), vuur: vø&#x0304.r (Laar, ... ) kachel III-2-1