25126 |
druilerig en koud weer |
nat (weer):
ps. boven de Å staat nog een ´; deze combinatieletter is niet te maken.
nāt (L288b Laar),
schuiverachtig:
schuuverechtig (L288b Laar)
|
koud, nat en winderig || nat [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
19274 |
drukte, gedoe |
bedoening:
bedoôning (L288b Laar),
bohei (rh.):
behêj (L288b Laar),
drukte:
drökdje (L288b Laar)
|
drukte || ophef, drukte
III-1-4
|
24140 |
duif, overige soorten |
akkerpit:
verwilderde tamme duif
akkerpit (L288b Laar),
postduif:
postdoef (L288b Laar),
reisduif:
reisdoef (L288b Laar)
|
postduif || veldduif
III-4-1
|
17666 |
duim |
her:
hɛr (L288b Laar)
|
Zie kaart. De in het muurgesteente aangebrachte ijzeren haak voor raam- of deurhengsels. Zie ook afb. 56. In en rond L 289 werd de term her gebruikt voor het metalen scharnierstuk dat aan de deurpost was bevestigd. Het scharnierstuk dat aan de deur vastzat en paste in de her werd 'geheng' ('gǝheŋ') genoemd. Zie voor het woordtype 'toren' ook RhWb viii, k. 1481-1482 s.v. 'Turen': ø̄Türangel, der Stift, um den sich die Tür dreht; auch jener in die Wand geschlagene Eisenhakenø̄, en voor het woordtype 'tordel' ook Limburgs Idioticon, pag. 252, s.v. 'teulder', den, ø̄har, lat. cardo. Geh. Maeskant.ø̄ [N 32, 13a; N 54, 81b-81e; monogr.]
II-9
|
30341 |
duimhengsel |
geheng:
gǝheŋ (L288b Laar)
|
Hengsel waarvan de veer draait op een in de muur of op het kozijn aangebrachte, oogvormig uitlopende, metalen pin. Zie ook het lemma 'Hengselduim'. [N 54, 80a; monogr.]
II-9
|
28152 |
duimstok |
duimstek:
dūmstɛk (L288b Laar),
duimstok:
dūmstǫk (L288b Laar)
|
Vouwbare maatstok waarvan de vier delen ieder vijfentwintig cm lang zijn. Aan de uiteinden is elk deel versterkt met metaal. De metalen scharnieren van de duimstok bestaan uit ronde schijven die over elkaar draaien. De twee scharnieren in het midden zijn penvormig. Vroeger was de duimstok verdeeld volgens de duimschaal; tegenwoordig zijn uitvoeringen in gebruik met aan de ene kant een duimschaal en aan de andere kant een metrische schaal. Zie ook afb. 99. [N 53, 184a; monogr.]
II-12
|
24811 |
duizendblad |
hazegerf:
achillea millefolium
haazegerf (L288b Laar)
|
duizendblad
III-4-3
|
20045 |
duizendschoon |
duizendschoon:
doêzentjschoeën (L288b Laar),
jonkertje:
jûnkerke (L288b Laar)
|
duizendschoon (Dianthus barbatus L.)
III-2-1
|
19310 |
durven |
durven:
dörve (L288b Laar)
|
durven
III-1-4
|