e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Laar

Overzicht

Gevonden: 1547
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haast hebben heksen: hekse (Laar), jagen: jaage (Laar), zich haasten: zich haoste (Laar), zich spoeden: zich speuje (Laar) haasten, spoeden || snel iets doen, zich haasten || zich haasten || zich spoeden III-1-4
haastig haastig: haostig (Laar) haastig III-1-4
hagelen hagelen: haachele (Laar) hagelen III-4-4
hakbord hakvlootje: hak˃vly(3)̄ətjə (Laar) hakbord voor vlees en groente III-2-1
hakhaak hakhaak: hakhǭk (Laar) Bodemhaak waarvan de schacht, het gedeelte tussen het snijdende deel en het handvat, in lengte kan variëren. De hakhaak wordt gebruikt om de hak van de klomp iets naar achteren uit te hollen zodat zij beter past rond de hiel van de voet. Zie ook afb. 246. [N 97, 24; A 29a, 10a; A 29a, 10c; monogr.] II-12
hals van de as baan: baan (Laar) Het gedeelte van de molenas dat op het metalen of hardstenen lager rust of draait. In geval van een houten as werd dit gedeelte vaak versterkt met smalle stroken ijzer, die in de lengterichting van de as werden aangebracht en waaromheen weer metalen banden werden bevestigd om het geheel bijeen te houden. Zie ook afb. 45 en de toelichting bij het lemma ɛlemmersɛ.' [N O, 10i; A 42A, 6] II-3
halssteen baansteen: bānstijn (Laar) Het lager van steen of pokhout waarop de hals van de molenas draait. Zie ook afb. 17. [N O, 28a; A 42A, 4] II-3
halve steen klezoortje: klɛts˱yrkǝ (Laar) Een in de breedterichting doormidden geslagen metselsteen of een baksteen van dit formaat die machinaal is vervaardigd. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛdrieklezoorɛ.' [N 31, 19a; monogr.] II-8
ham, hesp hesp: Di-j hésp hingtj nog te ruîke inne schouw  hésp (Laar), hespenschink: hespeschînk (Laar) ham III-2-3
handig handig: hendjig (Laar) handig III-1-4