19782 |
hondenhok |
hondskooi:
hoŋskuəi̯ (L288b Laar)
|
hondenhok
III-2-1
|
21043 |
honing |
honing:
owneŋk (P167p Laar)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
28675 |
honingpers |
presser:
prɛsǝr (P167p Laar)
|
Apparaat waarmee de gevulde honingraten geperst worden om zo de honing te oogsten. De honingpers was al in gebruik bij de korfteelt. Men kent verschillende vormen vervaardigd van onder meer eike- of beukehout. Een honingpers is voorzien van een kuip waarin de geperste honing opgevangen wordt. Verder is er een hendel en een schroef waarmee men het persblok vastdraait op de zak met ruwe honing. [N 63, 122a; JG 1a+1b; JG 2b-5; N 63, 122c; monogr.]
II-6
|
20767 |
hoofdkaas |
hoofdkaas:
Huitkieës met broeët
huitkieës (L288b Laar)
|
zult
III-2-3
|
19654 |
hoofdkussen |
kopkussen:
koͅpkøͅsə (L288b Laar)
|
hoofdkussen
III-2-1
|
24325 |
hooiwagen |
hooiwagen:
hoeëjwaage (L288b Laar)
|
hooiwagen, bastaardspin
III-4-2
|
24169 |
hop |
hophak:
zangvogel
hoephak (L288b Laar),
poeperd:
vogel
poepert (L288b Laar)
|
hop
III-4-1
|
22183 |
houtduif |
houtduif:
houtdoef (L288b Laar)
|
bosduif
III-4-1
|
19629 |
houtskool |
amelen:
ōͅmələ (L288b Laar),
ameren:
ōͅmərə (L288b Laar),
amerten:
ōͅmərtə (L288b Laar)
|
houtskool, nog smeulend bij vuurhaard
III-2-1
|