e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Laar

Overzicht

Gevonden: 1547
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kwast, noest knar: knar (Laar) Een onregelmatigheid in de houtstructuur van een boom. Kwasten ontstaan op plaatsen waar zich een tak bevindt of heeft bevonden. Zie ook afb. 204. Vgl. voor het woordtype aast ook het Hgd. Ast. [N E, 1; N 50, 76f; N 75, 97a-b; monogr.] II-12
kweek puinen: mv.  puîne (Laar) kweekgras III-4-3
kweepeer kweepeer: kwieëpaer (Laar) kweepeer I-7
kwijnen van een plant kwelen: kwaele (Laar, ... ) kwijnen ve plant || kwijnen ve plant, vergaan III-4-3
laars tot of boven de knie stevel: stēvələ (Laar) Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)] III-1-3
lachen lachen: lache (Laar) lachen III-1-4
lade lade: lāi̯ (Laar) lade III-2-1
lage, natte plekken in moeras kuil: kūl (Laar), ven: vɛn (Laar) De lager gelegen delen in een moeras waarin steeds water staat. [N 27, 21b] I-8
lam lammetje: lɛmkǝ (Laar), lɛmǝkǝ (Laar) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] I-12
lammeren lammeren: lamǝrǝ (Laar) Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12