20356 |
oom |
oom:
oeëm (L288b Laar),
uuëm (L288b Laar)
|
oom || oom, eigenwijs persoon
III-2-2
|
24361 |
oorworm |
oorworm:
oeërwôrrem (L288b Laar)
|
oorworm
III-4-2
|
20056 |
oostindische kers |
klimmertje:
klummerke (L288b Laar, ...
L288b Laar)
|
Oostindische kers
I-7, III-2-1
|
24868 |
oot |
vlieghaver:
vleeghaaver (L288b Laar)
|
wilde haver
III-4-3
|
20277 |
op kraambezoek gaan |
met de eierschoot gaan:
Als iemand een kindje had gekregen, kwamen de vrouwen uit de buurt en van de familie op kraamvisite. ze brachte dan allemaal wat mee, meestal koffie, eieren, suiker en peperkoek (peperkoek als middel tegen hardlijvigheid gevolg van kraamkoorts). Ze hadden dat opgeborgen in de schoot van hun schurten
met d’n ei-jerschoeët gaon (L288b Laar),
met de kromme arm gaan:
met de krómmen êrrem gaon (L288b Laar),
te lommerte gaan:
cf. VD s.v. "lommerd"(bank van lening)?; of heeft het iets mat schaduw te maken?
te lommerte gaon (L288b Laar)
|
op kraamvisite gaan || op kraamvisite met eten
III-2-2
|
17913 |
opbergen |
opbergen:
opberge (L288b Laar)
|
opbergen [DC 38 (1964)]
III-1-2
|
19293 |
ophitsen |
stoken:
stuuëke (L288b Laar)
|
ophitsen, stoken
III-1-4
|
19321 |
opscheppen |
poffen:
póffe (L288b Laar),
stroffen:
stróffe (L288b Laar),
stuiten:
stoête (L288b Laar),
toeten:
toete (L288b Laar),
tonen:
tuîne (L288b Laar)
|
opscheppen || pochen || pochen, opscheppen || snoeven, pochen
III-1-4
|
19322 |
opschepper |
blinkerd:
blînkert (L288b Laar),
dunkveel:
tûnkvöl (L288b Laar),
kuus:
kuus (L288b Laar),
muilenmaker:
moêlemaaker (L288b Laar),
opschepper:
opschöpper (L288b Laar),
perjan:
perjân (L288b Laar),
pofferd:
póffert (L288b Laar),
pronker:
prônker (L288b Laar),
tonerd:
tuînert (L288b Laar, ...
L288b Laar)
|
opschepper
III-1-4
|
32413 |
opsnijder |
opsnijder:
ǫpsnejǝr (L288b Laar)
|
Een werktuig dat lijkt op het bodemmes en dient om de binnenkant van de klompopening van de in de heulbank geplaatste klomp glad te maken en bij de afwerking van de klomp de scherpe kanten aan de binnenkant van de klompopening weg te snijden. De afmetingen van de opsnijder variëren al naar gelang de werkzaamheden die er mee moeten worden uitgevoerd. Zie ook afb. 248. [A 29a, 10a-b; A 29a, 11a-b; A 29a, 12a-c; Bakeman 8; monogr.]
II-12
|