28768 |
katoen |
katoen:
katūn (Q088p Lanaken),
kǝtūn (Q088p Lanaken)
|
Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.]
II-7
|
24179 |
kauw |
dooltje:
dø͂ͅlkə (Q088p Lanaken),
dɛlkə (Q088p Lanaken),
kauwtje:
kawkə (Q088p Lanaken)
|
kerkkauw [ZND 27 (1938)]
III-4-1
|
23273 |
kazuifel |
kazuifel:
kazuifel (Q088p Lanaken),
ən kasuifəl (Q088p Lanaken)
|
Een kazuifel (misgewaad; de uitspraak juist weergeven). [ZND 36 (1941)]
III-3-3
|
33781 |
keel |
keel:
kē̜.l (Q088p Lanaken),
strot:
strōt (Q088p Lanaken)
|
Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29]
I-9
|
17628 |
keel, strot |
keel:
kēͅl (Q088p Lanaken),
strot:
stro:t (Q088p Lanaken),
strōt (Q088p Lanaken)
|
Pak hem bij zijn strot (keel). [ZND 07 (1924)] || strot [RND]
III-1-1
|
18070 |
keelpijn |
keelpijn:
kɛ:lpiin (Q088p Lanaken)
|
keelpijn [RND]
III-1-2
|
32739 |
keerstrook, wendakker |
kopstuk:
kǫpstø̜k (Q088p Lanaken),
voordel:
vøę̄.dǝl (Q088p Lanaken),
vø̄.(r)dǝl (Q088p Lanaken)
|
Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.]
I-1
|
19926 |
keffen |
bellen:
bēͅlə (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken),
keffen:
kɛfə (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken)
|
keffen [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
22418 |
kegelen |
kegelen:
keigele (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken,
Q088p Lanaken)
|
Zij zijn aan het kegelen. [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
22789 |
kegels (mv.) |
kegelen:
keigele (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken,
Q088p Lanaken),
mitə ki.igələ wø,rt nemi gəspɛ:lt (Q088p Lanaken),
mitə ki.igələ wø.rt nemi gəgujt (Q088p Lanaken)
|
Er zijn negen kegels. [ZND 36 (1941)] || met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND]
III-3-2
|