e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kolengruis gruis: gry(3)̄s (Lanaken) gruis van kolen [ZND 35 (1941)] III-2-1
kolenschop schoep: šōp (Lanaken), troffelschep: trōfəlšeͅp (Lanaken) kolenschop, brede schep waarmee men kolen langs het keldergat naar binnen doet [ZND 42 (1943)] III-2-1
kolk diepte: dē.ptǝ (Lanaken), konkel: kø̄.ŋkǝl (Lanaken) De holte in de bedding van de beek of de rivier achter het molenrad van onderslagmolens, veroorzaakt door de scheut van het water. Volgens Janssen (pag. 46) werd de kolk vroeger uitgegraven om de kracht van het water te breken en te beletten dat de sluiswerken ondermijnd werden. Zie afb. 71. [Vds 60; Jan 65; Coe 57; Grof 81] II-3
kolonel kolonel: kolonel (Lanaken, ... ), ənə kolonel (Lanaken) Kolonel. [ZND 36 (1941)] III-3-1
kom komp: kōmp (Lanaken, ... ) een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-2-1
komen komen: komə (Lanaken) komen [RND] III-1-2
komkommer komkommer: komkommer (Lanaken), komkommər (Lanaken) [ZND 41 (1943)]Hoe noemt u: komkommer [N 71 (1975)] I-7
konijn konijn: knien (Lanaken), kəneͅin (Lanaken), kənī.n (Lanaken), (mv.)uit: (de vellen van) konijnen; niet: konijnenvellen  knijn (Lanaken), uit: (de vellen van) konijnen; niet: konijnenvellen; (mv.)  knein (Lanaken) konijn [ZND 29 (1938)], [ZND 42 (1943)] || konijn(tje) [Goossens 1b (1960)] III-2-1
koning as: a.s (Lanaken), koning: keuning (Lanaken), køneŋ (Lanaken, ... ), køning (Lanaken), kø̄neŋk (Lanaken), spil: spęl (Lanaken) De staande as van het kroonrad van de watermolen. [Jan 106; Coe 92] || koning [RND], [ZND 28 (1938)] II-3, III-3-1
koning en vrouw van een kleur in een hand bruid: de broèd van harten (Lanaken), mariage (fr.): ich həb mariagə (Lanaken), stuk: ik benniet zeker van de klinker, het ziet eruit als een gewone krul  stok (Lanaken) Ik heb den heer en de vrouw van harten samen (bij het kaartspel). [ZND 40 (1942)] III-3-2