19636 |
kolengruis |
gruis:
gry(3)̄s (Q088p Lanaken)
|
gruis van kolen [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
19634 |
kolenschop |
schoep:
šōp (Q088p Lanaken),
troffelschep:
trōfəlšeͅp (Q088p Lanaken)
|
kolenschop, brede schep waarmee men kolen langs het keldergat naar binnen doet [ZND 42 (1943)]
III-2-1
|
26382 |
kolk |
diepte:
dē.ptǝ (Q088p Lanaken),
konkel:
kø̄.ŋkǝl (Q088p Lanaken)
|
De holte in de bedding van de beek of de rivier achter het molenrad van onderslagmolens, veroorzaakt door de scheut van het water. Volgens Janssen (pag. 46) werd de kolk vroeger uitgegraven om de kracht van het water te breken en te beletten dat de sluiswerken ondermijnd werden. Zie afb. 71. [Vds 60; Jan 65; Coe 57; Grof 81]
II-3
|
21567 |
kolonel |
kolonel:
kolonel (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken),
ənə kolonel (Q088p Lanaken)
|
Kolonel. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
19615 |
kom |
komp:
kōmp (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken)
|
een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
17813 |
komen |
komen:
komə (Q088p Lanaken)
|
komen [RND]
III-1-2
|
33606 |
komkommer |
komkommer:
komkommer (Q088p Lanaken),
komkommər (Q088p Lanaken)
|
[ZND 41 (1943)]Hoe noemt u: komkommer [N 71 (1975)]
I-7
|
20005 |
konijn |
konijn:
knien (Q088p Lanaken),
kəneͅin (Q088p Lanaken),
kənī.n (Q088p Lanaken),
(mv.)uit: (de vellen van) konijnen; niet: konijnenvellen
knijn (Q088p Lanaken),
uit: (de vellen van) konijnen; niet: konijnenvellen; (mv.)
knein (Q088p Lanaken)
|
konijn [ZND 29 (1938)], [ZND 42 (1943)] || konijn(tje) [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
21266 |
koning |
as:
a.s (Q088p Lanaken),
koning:
keuning (Q088p Lanaken),
køneŋ (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken),
køning (Q088p Lanaken),
kø̄neŋk (Q088p Lanaken),
spil:
spęl (Q088p Lanaken)
|
De staande as van het kroonrad van de watermolen. [Jan 106; Coe 92] || koning [RND], [ZND 28 (1938)]
II-3, III-3-1
|
22518 |
koning en vrouw van een kleur in een hand |
bruid:
de broèd van harten (Q088p Lanaken),
mariage (fr.):
ich həb mariagə (Q088p Lanaken),
stuk:
ik benniet zeker van de klinker, het ziet eruit als een gewone krul
stok (Q088p Lanaken)
|
Ik heb den heer en de vrouw van harten samen (bij het kaartspel). [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|