e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kroonrad, kroonwiel groot kroonrad: grut kru.nrǭ.t (Lanaken), groot rad: gru.t rǭ.t (Lanaken) Groot horizontaal rad dat in watermolens met meer dan één maalgang op de koning is bevestigd. Het kroonrad doet twee tot vier rondsels draaien die dan elk een steenkoppel kunnen aandrijven. [Vds 80; Jan 105; Coe 91; Grof 101] II-3
kropgat kropkot: krǫpku.t (Lanaken) Het gat dat zich midden in de loper bevindt en waarin het te malen graan loopt. Kweern in het woordtype kweernoog (l 331) verwijst naar de in die plaats gebruikelijke term voor de handmolen. Zie het lemma ɛhandmolenɛ.' [N O, 18o; A 42A, 35; N D, 8; Sche 53; Vds 129; Jan 128; Coe 93; Grof 119; N O, 18h] II-3
kruidnagel groffelnagel: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 15-10  groffelnoagel (Lanaken), groffenagel: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 15-10  groffenēgel (Lanaken) een kruidnagel (specerij, met een scherpe smaak, in de vorm van een spijker; Fr. clou de girofle) [ZND 01u (1924)] III-2-3
kruidwis wijden {ja}: ja  / (Lanaken), ja me kroetweisch  / (Lanaken), kroedwisch  / (Lanaken) Bestaat (bestond?) het gebruik op die dag een kruidwis te wijden? [ZND 17 (1935)] III-3-2
kruien varen: vǭrǝn (Lanaken), vervoeren: vǝrvø̄rǝ (Lanaken) Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13
kruik kruik: krūk (Lanaken) kruik [ZND 29 (1938)] III-2-1
kruim kruim: kroem (Lanaken), middenste, het -: middəstə v.⁄t brūt (Lanaken), mik: mik (Lanaken) kruim [ZND 29 (1938)] III-2-3
kruimel broodgreumel: broed greumel (Lanaken), kruimel: krø͂ͅməl brūt (Lanaken), kruimeltje: kreumelke broet (Lanaken) kruimel brood [ZND 36 (1941)] III-2-3
kruin kruin: kroen (Lanaken), krun (Lanaken), krūn (Lanaken) de kruin van het hoofd (waar het haar draait) [ZND 29 (1938)] III-1-1
kruis kruis: ein kruus, twie kruusen (Lanaken), krȳ.s (Lanaken), ə kry(3)̄s, twi kry(3)̄zər (Lanaken, ... ) Een kruis, twee kruisen. [ZND 29 (1938)] || Kruising van ruggegraat en achterheupen, uitlopend in de staart en staartwortel. Zie afbeelding 2.31. [JG 1a, 1b; N 8, 13 en 14] I-9, III-3-3