33089 |
laatste voer |
laatste vracht:
lestǝ vrāx (Q088p Lanaken)
|
De laatste wagenvracht van de oogst die naar de boerderij wordt gereden. Zie de toelichting bij het lemma ''oogst binnenhalen'' (5.1.1). [L 8, 59]
I-4
|
34581 |
ladderboom |
ledderboom:
lø̜dǝrbǫu̯.m (Q088p Lanaken),
(mv)
lø̜dǝrbø̜i̯m (Q088p Lanaken)
|
Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b]
I-13
|
19668 |
lade |
lade:
lādə (Q088p Lanaken),
lāi (Q088p Lanaken),
lade van de tafel:
lāi van də toafəl (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken),
lāiə van də tōͅfəl (Q088p Lanaken),
lāj van də taofəl (Q088p Lanaken),
tafellade:
tōͅfəllāi̯ (Q088p Lanaken)
|
een tafellade (Noordnederl. \'tafella\') [ZND 03 (1923)] || lade van een tafel [ZND 37 (1941)], [ZND 39 (1942)]
III-2-1
|
28866 |
lade in de kleermakerstafel |
tafellade:
tǭfǝllāj (Q088p Lanaken)
|
De lade in de kleermakerstafel, waarin men opbergt wat nog niet wordt behandeld. Volgens de informant van Q 198 was er geen lade in de tafel. [N 59, 1b]
II-7
|
27367 |
laden |
laden:
lāi̯.ǝ (Q088p Lanaken)
|
De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18]
I-10
|
27854 |
lading |
vracht:
vrax (Q088p Lanaken)
|
Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.]
I-10
|
33360 |
lage kachel voor de ketel met was of veevoer |
duiveltje:
dȳvǝlkǝ (Q088p Lanaken),
potkachel:
pǫtkaxǝl (Q088p Lanaken),
vuurtje:
vø̜̄rkǝ (Q088p Lanaken)
|
De lage kachel waarop de ketel met was of veevoer verwarmd wordt. De benamingen met ketel doen denken aan een gecombineerde ketel en kachel, vast verbonden, met een grote inhoud. Een bereklauw heeft drie poten. De kachel dient niet om een ruimte te verwarmen. Sommige benamingen wijzen op de afwezigheid van een kachel of op de aanwezigheid van een open vuur. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [L 23, 58c; monogr.]
I-6
|
26415 |
lager |
lager:
lāgǝr (Q088p Lanaken)
|
Bij watermolens voorzien van een metalen molenas de pan of het lager waarin het uiteinde van de molenas draait. Zie ook het lemma ɛkussenɛ.' [Jan 82; Coe 73]
II-3
|
18147 |
lam |
lam:
lom (Q088p Lanaken),
lōͅm (Q088p Lanaken),
lôm (Q088p Lanaken),
lā.mp (Q088p Lanaken),
lammetje:
lɛmkǝ (Q088p Lanaken),
schaapje:
šyǝpkǝ (Q088p Lanaken)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] || ze is lam [ZND 29 (1938)]
I-12, III-1-2
|
34412 |
lammeren |
lammen:
lamǝ (Q088p Lanaken),
lamǝn (Q088p Lanaken),
lammeren:
lamǝrǝ (Q088p Lanaken)
|
Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|