e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
man man: de maan ès aait (Lanaken), hu hit tɛ mān (Lanaken), ma:n (Lanaken), mān (Lanaken) man [RND], [RND] || Man. Die man is oud. [ZND 05 (1924)] || Vertaal in uw dialect: hoe heet die man? [ZND 48 (1954)] III-3-1
manchet manchet: manšeͅt (Lanaken) de boord onder aan de mouw (manchet?) [N 59 (1973)] III-1-3
mand korf: kø̜rǝf (Lanaken) De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.] II-12
manen manen: mānǝ (Lanaken) Het lange nekhaar bij een paard. Paarden worden vaak onderscheiden naar de kleur van de manen (zie paragraaf 4.1). Zie afbeelding 2.13. [JG 1a, 1b; N 8, 21] I-9
mannelijk kalf duur: dø̄r (Lanaken), stiertje: stīrkǝ (Lanaken) [N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.] I-11
mannelijk lam bok: bok (Lanaken), bokje: bø̄kskǝ (Lanaken) [L 20, 22c; A 4, 22c; A 2, 45; JG 1b; N 70, 3; R 3, 36; AGV m 3; Wi 12; monogr.] I-12
mannelijk schaap bok: bok (Lanaken), schaapsbok: sxǭpsbok (Lanaken), šǭpsbok (Lanaken), schapenbok: šǫpǝbǫk (Lanaken) Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.] I-12
mannelijke duif hoorn: hōrən (Lanaken), hōə.rə (Lanaken) Doffer. [Goossens 1b (1960)] || Duif, mannelijk. [ZND 39 (1942)] III-3-2
mannelijke eend haan: hǭn (Lanaken), wenderd: wēgǝrt (Lanaken), wenderik: weenderik (Lanaken), wendreͅk (Lanaken), wendręk (Lanaken), wendǝrek (Lanaken), wentǝrek (Lanaken), wēndǝrek (Lanaken), wiegerd: wiegert (Lanaken) [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.]woerd, mannetjeseend [ZND 01 (1922)] I-12, III-4-1
mannelijke eend, woerd wenderik: weenderik / piele piele (Lanaken), windərik (Lanaken) woerd: mannelijke eend. Hoe roept men eenden? [GV K (1935)] III-4-1