e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

Gevonden: 2852
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
biechten (gaan) biechten (gaan): vēͅr gōn bēgtə (Lanaken), te biechte gaan: vēr goaon te beechte (Lanaken), vər gōn tə bēchtə (Lanaken), vər gōn tə bēgtə (Lanaken), mot = kort  ər mōt həg tə bechtə gōn (Lanaken), zich biechten (gaan): vēr gaon oos beechte (Lanaken), vēr gōn os bēgtə (Lanaken), vər gōn ŏs bēchtə (Lanaken) We gaan biechten, of ... ons biechten, of ... te biechte (welke uitdrukking is hiervoor gebruikelijk?). [ZND 21 (1936)] III-3-3
bieden bieden: beeje (Lanaken), bejə (Lanaken), bējə (Lanaken), bē⁄ə (Lanaken), béjə (Lanaken), ophogen: ophy(3)̄gə (Lanaken) bieden [RND], [ZND 21 (1936)] III-3-1
bier bier: ber (Lanaken), verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) ook ZND 22 vr. 27a  beer (Lanaken), bēr (Lanaken) bier [ZND 06 (1924)], [ZND 27 (1938)] III-2-3
bieslook biessen: bieze (Lanaken), unnenpijpje: lett uien pijpjes  unnepiepkes (Lanaken), wilde look: wille lwok (Lanaken) [ZND 34 (1940)] I-7
biestmelk biest: bēs (Lanaken), biestmelk: bismɛ.lǝk (Lanaken) De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.] I-11
bietenloof, bladerkroon groen: grø̄n (Lanaken), krotenbladeren: krōtǝblǭdǝr (Lanaken), krotenkruid: krōtǝkrūt (Lanaken) De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48] I-5
bietenmolen krotenmachine: krōtǝmǝšin (Lanaken) Instrument om voerderbieten in brokken te malen zodat de beesten deze eten kunnen. [N 18, 108; add. uit N 5A, 34d] I-5
bietenveld krotenland: krōtǝlant (Lanaken), rapenveld: rø̄pǝvęlt (Lanaken), stuk kroten: støk krōtǝ (Lanaken), stuk reuben: støk rø̄bǝ (Lanaken) Met bieten of rapen bezaaid stuk land. [L 41, 2; monogr.] I-5
biggen werpen baggelen: bagǝlǝ (Lanaken) Biggen ter wereld brengen. [N 19, 13; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; N C, add.] I-12
biggengriep baggenkrankte: bagǝkreŋdǝ (Lanaken) Een besmettelijke ziekte. De voornaamste verschijnselen zijn ontsteking van het oogslijmvlies, sufheid, hoest en diarree (WBD I.6, blz. 858). [N 52, 8; A 48a, 12g; monogr.] I-12