e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raapzaad raapzaad: rǭp˲zǭt (Lanaken), reube: reube (Lanaken) Brassica rapa L. subsp. oleifera. Naam voor het gewas en voor het zaad. Zoals koolzaad is ook raapzaad een koolsoort die alleen om het oliehoudend zaad wordt geteeld. De knolraap is de vrucht van dezelfde soort die omwille van de knol wordt verbouwd; vergelijk ook het lemma Knolraap. I-5
raapzaadolie reubolie: rø̄`bōli (Lanaken) De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.] I-5
raar, vreemd vreemd: dei is hei vreimd (Lanaken) Die is hier vreemd. [ZND 08 (1925)] III-1-4
raat raats: (mv)  rō.tsǝ (Lanaken) Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.] II-6
rabarber rabarber: rəbèrbər (Lanaken) Hoe noemt u: rabarber (rheum palmatum - fam. polygoneae) (rebèrbel, rebèlleber) [N 71 (1975)] I-7
raden raden: kŏnstĕ dat raoje (Lanaken) Kunt ge dat raden? [ZND 06 (1924)] III-1-4
radijs radijs: radijs (Lanaken), radéjs (Lanaken) [ZND 41 (1943)]Hoe noemt u: radijs (raphanus sativus - fam. cruciferae) [N 71 (1975)] I-7
radmaker ramaker: rāmē̜kǝr (Lanaken), rǭmē̜kǝr (Lanaken) Vakman die gespecialiseerd is in het maken van houten wielen voor karren en wagens. Reparaties aan de houten wielen konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Kaulille (L 316), Neeroeteren (L 368), Maaseik (L 372), Opoeteren (L 415), Meldert (P 45), Duras (P 115), Ulbeek (P 121), Hoepertingen (P 188), Waasmont (P 211), Veldwezelt (Q 91), ɛs-Herenelderen (Q 168). De metalen onderdelen voor de kar- en wagenwielen, zoals de wielbanden en de asbus werden vaak door de lokale smid geleverd. Hij voerde daar ook reparaties aan uit. Dit laatste was volgens informatie van de zegslieden het geval in Heppen (K 316), Beringen (K 358), Neerpelt (L 312), Bocholt (L 317), Gruitrode (L 366), Neerglabbeek (L 367), Ulbeek (P 121), Sint-Truiden (P 176), Hasselt (Q 2), Genk (Q 3) en Neerharen (Q 96c). Zie verder ook de paragraaf over de vaktaal van de karsmid in wld II.11, pag. 128-139.' [N G, 1b; N G, 2; L 34, 18; monogr.] II-12
rafel franjel: g = machine  frangels (Lanaken), rafel: rafels (Lanaken), rōͅfələ (Lanaken), sliert: slīrtə (Lanaken), vetsel: vetsələ (Lanaken) Rafels. Hoe noemt men de rafels die afhangen aan zeer versleten kleren ? [ZND 41 (1943)] III-1-3
rafelen uitruffelen: ūtrøfǝlǝ (Lanaken) Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.] II-7