e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

Gevonden: 2852

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aangesneden beleg bezetsel van één stuk: bǝzętsǝl van ęjn støk (Lanaken) Aangeknipt belegsel. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛbelegɛ.' [N 59, 114b] II-7
aanhangen aanhangen: ǭ.nhaŋǝ (Lanaken), ǭ̄nhaŋǝ (Lanaken) De meelzak met behulp van de zakhaakjes aan de meelpijp of meelbak bevestigen. [Jan 170; Coe 155; Coe 155 add.; Grof 183] II-3
aanladen toemalen: tǫwmǭ.lǝ (Lanaken), vastmalen: vásmǭ.lǝ (Lanaken) Het toegeplakt raken van het scherpsel van de molenstenen als gevolg van deegachtig meel. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛaangeladen, toegemalenɛ.' [N O, 34n; Vds 181; Coe 147; Grof 173] II-3
aanmalen aanmalen: ā.nmǭ.lǝ (Lanaken), proefdraaien: prō.f˱drɛ̄jǝ (Lanaken) Met een nieuwe of pas gescherpte molensteen beginnen te malen. In P 51 bracht men daarbij een hoeveelheid zemelen als eerste ø̄maalgoedø̄ tussen de stenen. Men noemde dit: een beetje zemelen tussenbrengen (ǝ betskǝ zēmǝlǝ tøsǝbreŋǝ). Zie ook het lemma ɛin het gemaal brengenɛ.' [N O, 36h; Vds 163; Jan 263; Coe 203; N O, 34q; monogr.] II-3
aanmeten (de) maat pakken: mǭt pakǝ (Lanaken) Het nemen van de voor een kledingstuk vereiste maten. Bij de heren neemt men de maat van de rughoogte, taillelengte, gehele lengte van het kledingstuk, (halve) rugbreedte, ellebooglengte, mouwlengte, borstbreedte, bovenwijdte, taillewijdte, zitwijdte, armsgatdiepte, verhoudingsmaat, schouderhoogte, korte schouderhoogte, avancement, buikvoorsprong, lendebreedte; opening, lengte en zijlengte van het vest; knielengte, zijlengte, tussenbeenlengste, bandwijdte, zitwijdte, kniewijdte en voetwijdte van de broek (Papenhuyzen II, pag. 5 e.v.). Bij de dames neemt men de maat van de rughoogte, taillelengte, gehele lengte (halve) rugbreedte, ellebooglengte, mouwlengte, borstbreedte, eerste bovenwijdte, tweede bovenwijdte, taillewijdte, heupwijdte, armsgatdiepte, bustehoogte, verhoudingsmaat, voorlengte tot de rughoogtelijn, voorlengte tot de taillelijn, schouderhoogte, avancement, achterlengte, zijlengte, voorlengte, taillewijdte, heupwijdte en onderwijdte van de rok (Papenhuyzen I, pag. 6 e.v.). Zie voor het aanmeten o.a. afb. 23. [N 59, 43; N 62, 2a] II-7
aanranden aanvallen: ānvallə (Lanaken), overvallen: euvervallen (Lanaken) aanranden [ZND 32 (1939)] III-3-1
aanstaan aanstaan: dat zal həm ānstōn (Lanaken), gaden: Dat zal hɛm gojen (Lanaken), dat zal əm gājə (Lanaken), gaaiə (Lanaken) Dat zal hem gaden (bevallen, aanstaan). [ZND 35 (1941)] III-1-4
aanwassen op de tanden haken: hø̄k (Lanaken) Knobbelvormige aanwassen op de tanden. Als de wrijfvlakken van de beneden- en bovenkaak elkaar niet geheel dekken, ontstaan door de ongelijkmatige afslijting scherpe haken op de hoektanden. Zij komen vooral voor vanaf zevenjarige leeftijd en ontwikkelen zich het sterkst als het paard negen jaar oud is. [JG 1b, 1c, 2c; N 8, 91] I-9
aap aap: oap (Lanaken, ... ) Aap. [ZND 32 (1939)] III-3-2
aar aar: ǭi̯ǝr (Lanaken) Het bovenste deel van de halm van sommige graangewassen waarin zich de korrels bevinden. Ook als pars pro toto gebruikt voor de gehele halm, vergelijk de uitdrukking: "aren lezen". De varianten die met een d- beginnen hebben een aangehecht lidwoord. Zie afbeelding 2, e. [JG 1a, 1b; Wi 14; monogr.; add. uit L 25, 15] I-4