e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schreeuwen kweken: kwēkǝ (Lanaken) Het schreeuwen van een varken ten teken van honger of bij het slachten. [N 19, 24; JG 1a, 1b; N 76, 33; monogr.; N 19, Q 111 add.] I-12
schrijfgerei assen: asǝ (Lanaken) De verschillende materialen en voorwerpen waarmee de aangeleverde zakken graan in de molen van een kenmerk worden voorzien. In Q 95 schrijft men de initialen van de klant of het huisnummer op de zakken. Dit kenteken noemt de molenaar een label (lā.bǝl). In P 120 bevestigt men een etiket (ętǝkɛt) aan de zakken.' [Coe 177; Grof 275] II-3
schrikkeljaar schrikkeljaar: schrikkeljaor (Lanaken) Schrikkeljaar. [ZND 06 (1924)] III-3-2
schroeien snerken: snøͅi̯rkə (Lanaken), snûirke (Lanaken), versnerken: vərsnørkə (Lanaken) schroeien [ZND 06 (1924)] || schroeien (zengen) [ZND 08 (1925)] III-2-1
schuchter beschaamd: ook materiaal znd 21, 36  beschèmp (Lanaken), bəšēͅmp (Lanaken), bleu: ook materiaal znd 21, 36  bluu (Lanaken, ... ), blūū (Lanaken), blø (Lanaken) schuchter (bloode) [ZND 01 (1922)] III-1-4
schudden met de riek slingeren: sle.ŋǝrǝ (Lanaken) Bij het mest spreiden maakt men met de riek telkens al schuddende een slingerende beweging. [N M, 12b; N 11A, 24; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
schuif in het kaar schuifje: šø̜fkǝ (Lanaken) Schuifje in het kaar waarmee de graantoevoer naar de stenen geregeld kan worden. [Coe 139; N O, 19p] II-3
schuifgrendel schuifslotje: šø̜jfslø̄tšǝ (Lanaken) Toestel waarmee deuren, luiken, etc. gesloten kunnen worden. Het bestaat uit een ronde, volgens de invuller uit Q 193 platte, metalen staaf die schuivend onder haken op een plaat is bevestigd. De schuifgrendel dient om een raam of deur in gesloten toestand vast te zetten. Zie afb. 64. Vgl. ook het lemma 'Krukschuifje'. Zie voor het woordtype 'schoude' ook RhWb (vii), kol. 886, s.v. 'Schalte': ø̄eisener Riegel zum Schieben, durch eine Schlaufe gehend, bei Holztoren, Garten-, Stalltüren, am Fensterladen.ø̄ [N 54, 94a; N 54, 96; L 6, 50; monogr.] II-9
schuimspaan schuimlepel: schuimlēpəl (Lanaken) schuimspaan [ZND 42 (1943)] III-2-1
schurft krets: krets (Lanaken), rui: rø̜i̯ (Lanaken) Een zeer hardnekkige, heftig jeukende huidaandoening, die kan leiden tot sterke vermagering en zelfs tot totale uitputting van de aangetaste dieren. Schurft wordt veroorzaakt door verschillende soorten mijten, voor ieder dier weer verschillend. Zie ook het lemma ''schurft'' in wbd I.3, blz. 479-481. [N 3A, 89; N 52, 13; A 48A, 26; monogr.] || schurft: hoe heet de besmettelijke huidziekte, die een ondragelijke jeuk veroorzaakt tussen de vingers, aan de polsen (fr. gale) ? [ZND 42 (1943)] I-11, III-1-2