e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spaken speken: spejkǝ (Lanaken) De staven die de verbinding vormen tussen de naaf en de velg van molenraderen. Zie ook afb. 73. [Vds 63; Jan 67; Coe 61; Grof 85; N D, 33] II-3
spanne spanne: span (Lanaken) Een spanne (wat men met de hand overspannen kan, b.v. bij het knikkerspel). [ZND 07 (1924)] III-3-2
spanrol spanner: spanǝr (Lanaken) Spanner, in de vorm van een wieltje, die men met behulp van een aan een hefboom bevestigd koord vooruit kan zetten. Op deze wijze wordt een riem tussen twee poulies gespannen waardoor de bovenste van de twee poulies gaat draaien en het luikoord of de luiketting opgerold wordt. Zie ook afb. 76. [Jan 234; Coe 211; Grof 238] II-3
spanstokje trekpaal: trękpǭl (Lanaken) Stok of paaltje in de afrasteringsdraad waarmee men die draad spant. [N 14, 65] I-8
spatader spatader: spādōjər (Lanaken) spatader (uitpuilende ader aan been, Fr. varice) [ZND 07 (1924)] III-1-2
speeksel spij: spĕi (Lanaken) speeksel [ZND 07 (1924)] III-1-1
speeksel uitspuwen spijen: spijə (Lanaken) (speeksel uit)spuwen [RND] III-1-1
speelman, klapspaan gek: gɛk (Lanaken), mannetje: mɛnǝkǝ (Lanaken), nok: nǫk (Lanaken) Aan het staakijzer bevestigde houten of ijzeren lat of van armen voorziene ijzeren kop waarmee het schoen in schuddende beweging wordt gehouden. In P 55 had de as vier vlakke kanten. In P 58 en Q 83 waren er respectievelijk vier tappen (tapǝ) en vier tanden (tān) of knotsen (knotsǝ) aan de kop bevestigd (Vanderspickken, pag. 112). De wippelaar uit Q 9 bestond uit hout met leer ertegen. [N O, 14n; A 42A, 18; N D, 32; Vds 150; Jan 157; Coe 138; Grof 159] II-3
speen van de koe deem: dum (Lanaken), døm (Lanaken), dø̄m (Lanaken) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
spek spek: spɛk (Lanaken, ... ), verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  spek (Lanaken) spek [Goossens 1b (1960)], [ZND 23 (1937)] III-2-3