18390 |
speld |
spang:
spaŋ (Q088p Lanaken)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
28970 |
spelden |
toespangen:
towspaŋǝ (Q088p Lanaken)
|
Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34]
II-7
|
28884 |
speldenkussen |
spangkussen:
spaŋkøsǝ (Q088p Lanaken)
|
Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
ich spä:l (Q088p Lanaken)
|
Ik speel, hij speelt, wij spelen. [ZND 07 (1924)]
III-3-2
|
26471 |
speling op de steenbus |
spel:
spē.l (Q088p Lanaken)
|
[Vds 124; Jan 135; Coe 114; Grof 135]
II-3
|
20165 |
spenen |
spenen:
spinǝ (Q088p Lanaken)
|
Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59]
I-9
|
33513 |
sperziebonen |
boterboontjes:
zonder rèng
boowtərbŭŭnəkə (Q088p Lanaken)
|
Hoe noemt u: sperzieboon of slaboon (prinsesseboon, suikerboon, boterboon) [N 71 (1975)]
I-7
|
26360 |
spie |
ijzer:
izǝr (Q088p Lanaken),
kijl:
kil (Q088p Lanaken),
kī.l (Q088p Lanaken),
pin:
pē.n (Q088p Lanaken),
spie/spij:
spi (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken),
spieën/spijen:
(enk)
spi (Q088p Lanaken)
|
De pin die men in de gaten van het sluisijzer steekt om de sluis omhoog te houden. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛsluisijzerɛ.' [Coe 26; Grof 62] || De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] || Een stukje stof of voering dat tussen een inknipping wordt genaaid om een verwijding te verkrijgen (Meima I, pag. 45). Hierdoor ontstaat plaatselijk meer ruimte, in het bijzonder bij de schouders. [N 59, 100a] || Spieën waarmee de noten van de steenbus worden vastgezet. Zie ook afb. 78. [Vds 121; Jan 132; Coe 107; N O, 16e; N O, 16f] || Wig waarmee de naaf van het molenrad op de molenboom wordt vastgezet. [Vds 65; Jan 71; Coe 59; Grof 82]
I-3, II-3, II-7
|
19804 |
spiegel |
krang:
kraŋ (Q088p Lanaken),
revershaak:
rǝvē̜rhōk (Q088p Lanaken),
spiegel:
spīgǝl (Q088p Lanaken)
|
De naad tussen kraag en revers, waar de kraag aan de revers wordt gehecht. [N 59, 122a]
II-7
|
21373 |
spijbelen |
liggen blijven:
lĭggə blīvə (Q088p Lanaken)
|
Spijbelen (de school ontlopen, achter de hagen schoolgaan). [ZND 07 (1924)]
III-3-1
|