e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spitten graven: grãvǝ (Lanaken) In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.] I-1
sporen van de haan sporen: spǭrǝ (Lanaken) Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.] I-12
sporten scheien: šęi̯.ǝ (Lanaken), sproten: sprō.tǝ (Lanaken) De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b] I-13
sportvest sportjas: sportjas (Lanaken) een sportvest [N 59 (1973)] III-1-3
spotvogel spotvogeltje: spotveugelke (Lanaken) spotvogel III-4-1
spreeuw spreeuw: spriw (Lanaken) spreeuw [ZND 07 (1924)] III-4-1
spreken, praten kallen: kalle (Lanaken, ... ), klappen: klappe (Lanaken), praten: praote (Lanaken), spreken: net hēl sprēken (Lanaken), net heͅl sprēͅkə (Lanaken), nit hēͅl sprēͅkə (Lanaken) Niet luid spreken! [ZND 30 (1939)] || praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)] III-3-1
springen springen: spreŋgə (Lanaken), springen (Lanaken) springen [ZND 25 (1937)] III-1-2
springstier dekstier: dɛkstīr (Lanaken), springstier: spreŋstīr (Lanaken) [JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15] I-11
sprong sprong: sprūŋk (Lanaken) Extra ruimte in het bijzonder bij de schouderbeenderen en de armkogel, ingebracht door bijv. een plooitje af te rijgen, de binnenvulling op een bepaalde wijze te snijden en inknippingen te maken. Men voorkomt hierdoor dat het kledingstuk gaat trekken. [N 59, 100b] II-7