34018 |
stilstaan |
ho-ju:
hǭ jȳ (Q088p Lanaken),
hou:
hōu̯ (Q088p Lanaken)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|
24565 |
stinkende gouwe |
stinkbloem:
stinkbloemen (Q088p Lanaken),
stinkkruid:
stinkkrôêt (Q088p Lanaken),
wrattelkruid:
vratelkroet (Q088p Lanaken),
wrattenkruid:
wrattekrout (Q088p Lanaken),
wrattenkrôêt (Q088p Lanaken)
|
schelkruid [ZND 06 (1924)]
III-4-3
|
19708 |
stoel |
stoel:
stōl (Q088p Lanaken)
|
stoel [ZND 07 (1924)]
III-2-1
|
21226 |
stoep |
luif:
løͅi̯f (Q088p Lanaken),
stoep voor het huis (enkel het deel voor de voorgevel)
luif (Q088p Lanaken),
stoep:
stūp (Q088p Lanaken)
|
stoep [ZND 07 (1924)], [ZND m]
III-3-1
|
19857 |
stoep, trottoir |
luif:
løͅi̯f (Q088p Lanaken),
stoep:
stūp (Q088p Lanaken)
|
stoep [ZND 07 (1924)]
III-2-1
|
18775 |
stof |
stub:
støͅp (Q088p Lanaken)
|
stof [ZND 07 (1924)]
III-2-1
|
19659 |
stofblik |
blik:
blek (Q088p Lanaken),
blik (Q088p Lanaken),
blikje:
bleekske (Q088p Lanaken),
schoepje:
šōͅpkə (Q088p Lanaken),
troffel:
troffel (Q088p Lanaken)
|
stofblik [ZND 21 (1936)]
III-2-1
|
19503 |
stofdoek |
stobdoek:
stōͅp˂dōk (Q088p Lanaken),
stoblap:
stōͅplap (Q088p Lanaken),
stubdoek:
steͅp˂dōk (Q088p Lanaken),
støp˂dōk (Q088p Lanaken)
|
een stuk doek dat gebruikt wordt om meubels af te stoffen [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
20306 |
stok of twijg om een kind te straffen |
smik:
znd 23, 60c;
smik (Q088p Lanaken),
wis:
znd 23, 60c;
wis (Q088p Lanaken)
|
stok of twijg om iemand te straffen [ZND 23 (1937)]
III-2-2
|
31352 |
stokpasser |
schuifpasser:
šø̜jfpęsǝr (Q088p Lanaken)
|
Passer, bestaande uit een lange metalen of houten staaf waarop twee stalen punten zijn gemonteerd waarvan er minstens één verstelbaar is. In één van de punten kan soms ook een potloodstift worden gezet. Zie ook afb. 85. De stokpasser wordt vooral gebruikt om cirkels en segmenten met zeer grote straal af te schrijven. [N 33, 252k; N 33, 264; N 64, 81c; N 66, 2c]
II-11
|