25971 |
turbinemolen |
turbine:
tørbin (Q088p Lanaken)
|
Molen waarvan het molenrad hetzij in het molengebouw zelf, hetzij in een ijzeren of betonnen constructie in de beek horizontaal geheel onder water ligt. Zie ook afb. 11. Het molenrad wordt in gang gezet door er water op te laten stromen, hetgeen bij het eerste type gebeurt door een voor een gat in de muur van het gebouw geplaatste sluis open te trekken. Bij het tweede type is de betonnen of ijzeren constructie voorzien van schoepen die als jalouzieën werken. De molenaar kan ze meer of minder openen, dus meer of minder water binnenlaten, en zo het rad sneller of langzamer laten draaien (Coenen, pag. 20). [Jan 5; Coe 5; Grof 16]
II-3
|
28940 |
tussenbeenlengte - bij broeken |
lengte tussen de benen:
lęŋtǝ tøsǝ dǝ bęjn (Q088p Lanaken)
|
Maat genomen van het kruis tot de grond. Zie afb. 29. [N 59, 47b]
II-7
|
34204 |
tussenklauwontsteking |
slak:
slɛk (Q088p Lanaken)
|
Door het binnendringen van scherpe voorwerpen zoals spijkers, stenen of strohalmen tussen de klauwen van een koe kunnen kleine wondjes ontstaan. Door infectie kan een pijnlijke zwelling ontstaan, waardoor de klauwen van elkaar kunnen worden gewrongen. Tussenklauwontsteking is vaak een naziekte van mond- en klauwzeer. Zie ook het lemma ''tussenklauwontsteking'' in wbd I.3, blz. 482-483. [N 3A, 81; N 52, 10; A 48A, 14]
I-11
|
33263 |
tweede klaversnede |
zaadklee:
zǭt[klee] (Q088p Lanaken)
|
Zoals het nagras meestal van betere kwaliteit is dan de eerste snede, zo is ook de tweede snede klaver een gezochte soort groenvoer. Vergelijk aflevering I.3, paragraaf 6: Nagras. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [JG 1c, 2c; monogr.]
I-5
|
23251 |
tweede luiden voor de mis |
tampen:
het teemp (Q088p Lanaken),
hət tēmp (Q088p Lanaken),
teempe (Q088p Lanaken),
tumpen:
5 minuten
’t teemp (Q088p Lanaken)
|
Het luidt voor de mis. [ZND 30 (1939)] || Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de tweede maal hoort? [ZND 36 (1941)]
III-3-3
|
29028 |
tweede pas |
tweede pas:
twidǝ pas (Q088p Lanaken)
|
[N 59, 76b]
II-7
|
20427 |
tweeling |
tweeling:
twieling (Q088p Lanaken)
|
tweeling [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
33998 |
twijg |
wisje:
weskǝ (Q088p Lanaken)
|
Vaak wordt in plaats van een zweep ook een twijg gebruikt om het paard aan te vuren. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
33597 |
ui, ajuin |
rode un:
rode ui
rōēj un (Q088p Lanaken),
un:
un (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken)
|
ajuin (sg) [Goossens 2b (1963)] || Hoe noemt u: de ui (allium cepa - fam. liliaceae) [N 71 (1975)]
I-7
|
33788 |
uier |
uier:
yi̯ǝr (Q088p Lanaken),
øi̯ǝr (Q088p Lanaken),
øu̯.ǝr (Q088p Lanaken),
øu̯ǝr (Q088p Lanaken),
ø̜i̯.ǝr (Q088p Lanaken)
|
[JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b]
I-11, I-12, I-9
|