17824 |
vangen |
vangen:
vangen (Q088p Lanaken),
vaŋə (Q088p Lanaken)
|
vangen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
18808 |
vanzelfsprekend |
klaar:
klaor (Q088p Lanaken),
natuurlijk:
das naty:rlək (Q088p Lanaken),
dat əs naty(3)̄rlək (Q088p Lanaken),
dèt ès natuurlik (Q088p Lanaken),
natuurlijk (Q088p Lanaken),
zeker:
zeker (Q088p Lanaken)
|
Dat is natuurlijk. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
21254 |
varen |
varen:
vaoren (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken)
|
varen [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
34297 |
varken |
varken:
vē̜.rkǝ (Q088p Lanaken),
vę.rǝkǝ (Q088p Lanaken),
vɛ̄.rkǝ (Q088p Lanaken),
vɛ̄.rǝkǝ (Q088p Lanaken)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
34316 |
varken van acht tot twaalf weken |
loper:
lui̯pr (Q088p Lanaken),
lø̜i̯pǝr (Q088p Lanaken),
scheut:
sxø̄t (Q088p Lanaken),
scheuteling:
šø̄.tǝleŋ (Q088p Lanaken),
šø̄tǝliŋ (Q088p Lanaken),
schoot:
sxōt (Q088p Lanaken)
|
De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
34363 |
varkens mesten |
masten:
mastǝ (Q088p Lanaken)
|
Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
33359 |
varkensketel |
varkensketel:
vɛrǝkǝski̯ɛtǝl (Q088p Lanaken),
vɛrǝkǝskētǝl (Q088p Lanaken),
vɛrǝkǝskɛ̄tǝl (Q088p Lanaken)
|
De ketel waarin het varkensvoer gekookt en gemengd wordt. Soms is het dezelfde ketel als die waarin het voer voor de koeien bereid wordt. Zie verder het lemma "veevoerkookketel" (2.2.10). [JG 1a; L 36, 96c; monogr.; add. uit A 13, 19c]
I-6
|
33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkensstal:
vē̜ ̞.rkǝs[stal] (Q088p Lanaken),
vɛ.rǝkǝs[stal] (Q088p Lanaken),
varkenstalletje:
vɛ.rǝkǝsst˙ɛlkǝ (Q088p Lanaken)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|
33393 |
varkenstrog |
trog:
trōx (Q088p Lanaken),
varkenstrog:
vɛ.rǝkǝstrō ̝x (Q088p Lanaken)
|
De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d]
I-6
|
20646 |
varkensvet |
gesmolten vet:
gəsmoͅ.ltə veͅt (Q088p Lanaken),
varkensvet:
vèrkĕsvēīt (Q088p Lanaken)
|
gesmolten vet [Goossens 1b (1960)] || reuzel (gesmolten varkensvet; fr. saindoux) [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|