28819 |
voering, voeringstof |
voering:
vōreŋ (Q088p Lanaken)
|
Stof waarmee kledingstukken van binnen bekleed worden. [N 62, 18a; N 62, 84; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 29; MW; S 41; monogr.]
II-7
|
28326 |
voerman |
voerman:
vōrmā.n (Q088p Lanaken)
|
Persoon die een ingespannen paard bestuurt of ment. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
17777 |
voet |
voet:
voot (Q088p Lanaken)
|
voet [ZND 08 (1925)]
III-1-1
|
23188 |
voetballer |
voetballer:
Karte 165.
vut}/[vūt}baller (Q088p Lanaken)
|
Fussballspieler.
III-3-2
|
23187 |
voetbalspel |
voetbal:
Karte 163.
vut}/[vūt}bal m. (Q088p Lanaken)
|
Fussball(veranstaltung).
III-3-2
|
23028 |
voetbalwedstrijd |
match:
Karte 166.
matš (Q088p Lanaken)
|
(Fussball)spiel.
III-3-2
|
33732 |
voetgangershek |
stegel:
stexǝl (Q088p Lanaken),
stegeltje:
stixǝlkǝ (Q088p Lanaken),
stēgǝlkǝ (Q088p Lanaken)
|
Een smalle doorgang tussen weien of landerijen. Men kent verschillende vormen zowel van ijzer als van hout gemaakt. Nogal toegepast is een houten of een ijzeren kruis dat kan draaien op een zware paal. Verder komen voor een draaiende haspel of draaimolentje, een hek van latwerk, drie palen in een driehoek geplaatst, twee horizontale balken waar men doorheen moet kruipen, een klapdeurtje of vaste palen die een bocht vormen. De benamingen voor de verschillende vormen wijken zo weinig van elkaar af dat ze in één lemma zijn ondergebracht. [A 25, 6; A 25, 8; L 19B, 5a; L 19B, 6; S 43; monogr.]
I-8
|
31351 |
voetjespasser |
binnenpasser:
benǝpęsǝr (Q088p Lanaken),
verdikpasser:
vǝrdekpęsǝr (Q088p Lanaken)
|
Passer met rechte benen waarvan de uiteinden naar buiten zijn omgebogen. De voetjespasser wordt gebruikt om de binnenmaten van een hol voorwerp op te meten. Zie ook afb. 84. [N 33, 252j; N 64, 80b; N 66, 1b]
II-11
|
18089 |
voetjicht |
pootje:
putche (Q088p Lanaken)
|
voetjicht [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
17778 |
voetzool |
balk:
balk van də vōt (Q088p Lanaken),
zool:
zool (Q088p Lanaken)
|
hoe heet het onderste vlak van de voet [ZND 40 (1942)]
III-1-1
|