34390 |
vrouwelijk schaap in het algemeen |
germ:
gęrǝm (Q088p Lanaken),
gɛrm (Q088p Lanaken),
ooi:
ø̜i̯ (Q088p Lanaken),
ōi̯ǝ (Q088p Lanaken),
ou:
ou̯ǝ (Q088p Lanaken),
schaap:
šǫp (Q088p Lanaken),
šǭp (Q088p Lanaken)
|
De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.]
I-12
|
34308 |
vrouwelijk varken |
zoog:
zoǝx (Q088p Lanaken),
zō.x (Q088p Lanaken),
zōx (Q088p Lanaken)
|
Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
21920 |
vrouwelijke duif |
zij:
zijə (Q088p Lanaken),
zèi.ə (Q088p Lanaken)
|
Duif, vrouwelijk. [ZND 39 (1942)] || Wijfjesduif. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
34543 |
vrouwelijke eend |
eend:
ē̜n (Q088p Lanaken),
ē̜nt (Q088p Lanaken)
|
[L 1a-m; JG 1a, 1b; S 18; A 6, add.]
I-12
|
34550 |
vrouwelijke gans |
hen:
ē̜n (Q088p Lanaken)
|
[A 6, 5b; L 1a-m; JG 1a, 1b; S 9; monogr.]
I-12
|
34447 |
vrouwelijke geit |
germ:
gęrǝm (Q088p Lanaken)
|
[N 77, 82; N 77, 79; JG 1a, 1b; N 19, L 322 add.; monogr.]
I-12
|
19961 |
vrouwelijke hond, teef |
moer:
moor (Q088p Lanaken),
mōr (Q088p Lanaken),
teef:
teev (Q088p Lanaken),
tēf (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken)
|
teef [Goossens 1b (1960)] || teef: een vrouwelijke hond [GV K (1935)] || vrouwelijke hond [ZND 03 (1923)]
III-2-1
|
20124 |
vrouwelijke kat |
moer:
moor (Q088p Lanaken),
mōər (Q088p Lanaken),
moertje:
meurke (Q088p Lanaken),
teef:
teef (Q088p Lanaken)
|
moerkat, vrouwelijke kat [Goossens 1b (1960)] || vrouwelijke kat [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
hen (Q088p Lanaken),
hęn (Q088p Lanaken)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
21584 |
vruchtgebruik |
tocht:
toxt (Q088p Lanaken)
|
hoe heet het levenslang vruchtgebruik van een goed bv. van een huis ? [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|