e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weerlichtx weerlicht: wēͅr-lēx (Lanaken), wēͅrlēg (Lanaken), zeebrand: ziebraant (Lanaken), zeevuur: zī-vy(3)̄r (Lanaken) weerlichten [ZND 21 (1936)] III-4-4
weersgesteldheid weer: weir (Lanaken) (vuil, slecht) weer [ZND 08 (1925)] III-4-4
weg weg: wɛ̄x (Lanaken) weg [RND] III-3-1
wegkappen wegkappen: wɛxkapǝ (Lanaken) De te hoge delen van het maalvlak van een molensteen wegkappen. Woordtypen als hart geven (Q 162), hart uithalen (Q 162, Q 180) en krop uithalen (Q 95) duiden erop dat de te hoge delen in de buurt van het kropgat worden weggehaald. In dit geval spreekt men van een (te) rijke steen. Vgl. het lemma ɛrijkɛ.' [Jan 200; Coe 173; Grof 204] II-3
wegsnijden de inleg wegsnijden: dǝn īnlęk węxsnęjǝ (Lanaken) Wegsnijden van de naadinleg, kanten afdunnen. [N 59, 117b] II-7
wei wei: wei̯ (Lanaken), wē̜ (Lanaken), węi̯ (Lanaken, ... ) Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.] I-11, I-8
welig, gelp fors: fors (Lanaken), gelps: gelps (Lanaken), weelderig: wɛldrex (Lanaken) Opgaven voor de uitdrukking "de tarwe groeit welig, staat gelp". Derf betekent eigenlijk "ongaar, onrijp". [L 35, 61; monogr.] I-4
welkom welkom: ər es hei altied welkom (Lanaken) Hier is hij altijd welkom. [ZND 08 (1925)] III-3-1
wenkbrauw oogsbrauw: ougsbrōͅjə (Lanaken), wenkbrauw: weenkbrouwen (Lanaken), wēnkbrōͅwə (Lanaken) dikke wenkbrauwen (haarbogen op het voorhoofd) [ZND 34 (1940)] III-1-1
wentelploeg franse ploeg: fra.nsǝ [ploeg] (Lanaken  [(minder gebruikelijk dan dobbele ploeg)]  ) Een wentelploeg is een karploeg met tenminste twee ploeglichamen, die - boven elkaar aan de ploegboom bevestigd - elkaars spiegelbeeld vormen en bij het keren samen met de ploegboom 180¬∞ worden gedraaid. Aan de boom van zulk een ploeg zitten gewoonlijk ook twee kouters en twee voorscharen. Vroeger kon de wentelploeg ook een voet- of radploeg zijn. Omdat de ploegboom van een dergelijke ploeg niet in zijn geheel gedraaid kon worden, was het dubbele ploeglichaam draaibaar bevestigd aan het achterstuk van de ploegboom. Dit type wentelploeg heet achterwentelaar of staartwentelaar. Een voet- of radploeg met een ploeglichaam dat onder de ploegboom door gewenteld kan worden, wordt wel onderwentelaar genoemd. [JG 1b + 1b; JG 2a-1, 6 ; JG 2b-4, 1; N 11, 30; N 11A, 71 + 72 + 73; N J, 10 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; monogr.] I-1