e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

Gevonden: 2852
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boogschuttersgilde schutten (mv.): Xötte (Lanaken) Een gilde. [ZND 35 (1941)] III-3-2
boom (alg.) boom: bou̯m (Lanaken) boom [RND] III-4-3
boomgaard bongerd: boͅŋərt (Lanaken), fruitwei: fruitwij (Lanaken), frøͅi̯.t[wei} (Lanaken), gaard: gaard (Lanaken) boomgaard [ZND 22 (1936)] I-7
boomstronk stok: stōk (Lanaken) boomstronk [ZND 07 (1924)] III-4-3
boomwagen boomkar: bau̯mkār (Lanaken), duvel: dyvǝl (Lanaken), duvelskar: dyvǝlskār (Lanaken), huts: høts (Lanaken) Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.] I-13
boon, algemeen bonen: bunǝ (Lanaken), buŋ (Lanaken), boon: bŏĕn (Lanaken), bun (Lanaken) Hoe noemt u: de boon in het algemeen (phaseolus vulgaris - fam. papilionaceae) [N 71 (1975)] || Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23] I-5, I-7
boot(je) boot(je): b"tjə (Lanaken), botəkə (Lanaken), bøtšə (Lanaken) een bootje (om te roeien) [ZND 24 (1937)] III-3-1
bord telloor: tlø&#x0304r (Lanaken), təlø&#x0304r (Lanaken) bord (bij het eten gebruikt) [ZND 16 (1934)] III-2-1
borg blijven borg blijven: bārg blīvə vør īmand (Lanaken), bōͅrəg blīvə vø͂ͅr īmənd (Lanaken), börch blīvə (Lanaken), borg stellen: veur ieme zich buirg stèlle (Lanaken) Borg blijven voor iemand. [ZND 22 (1936)] III-3-1
borst borst: bǫrs (Lanaken) Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2] I-9