22464 |
boogschuttersgilde |
schutten (mv.):
Xötte (Q088p Lanaken)
|
Een gilde. [ZND 35 (1941)]
III-3-2
|
24472 |
boom (alg.) |
boom:
bou̯m (Q088p Lanaken)
|
boom [RND]
III-4-3
|
33511 |
boomgaard |
bongerd:
boͅŋərt (Q088p Lanaken),
fruitwei:
fruitwij (Q088p Lanaken),
frøͅi̯.t[wei} (Q088p Lanaken),
gaard:
gaard (Q088p Lanaken)
|
boomgaard [ZND 22 (1936)]
I-7
|
24511 |
boomstronk |
stok:
stōk (Q088p Lanaken)
|
boomstronk [ZND 07 (1924)]
III-4-3
|
34565 |
boomwagen |
boomkar:
bau̯mkār (Q088p Lanaken),
duvel:
dyvǝl (Q088p Lanaken),
duvelskar:
dyvǝlskār (Q088p Lanaken),
huts:
høts (Q088p Lanaken)
|
Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.]
I-13
|
33280 |
boon, algemeen |
bonen:
bunǝ (Q088p Lanaken),
buŋ (Q088p Lanaken),
boon:
bŏĕn (Q088p Lanaken),
bun (Q088p Lanaken)
|
Hoe noemt u: de boon in het algemeen (phaseolus vulgaris - fam. papilionaceae) [N 71 (1975)] || Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23]
I-5, I-7
|
21178 |
boot(je) |
boot(je):
b"tjə (Q088p Lanaken),
botəkə (Q088p Lanaken),
bøtšə (Q088p Lanaken)
|
een bootje (om te roeien) [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
19600 |
bord |
telloor:
tlø̄r (Q088p Lanaken),
təlø̄r (Q088p Lanaken)
|
bord (bij het eten gebruikt) [ZND 16 (1934)]
III-2-1
|
21594 |
borg blijven |
borg blijven:
bārg blīvə vør īmand (Q088p Lanaken),
bōͅrəg blīvə vø͂ͅr īmənd (Q088p Lanaken),
börch blīvə (Q088p Lanaken),
borg stellen:
veur ieme zich buirg stèlle (Q088p Lanaken)
|
Borg blijven voor iemand. [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
26141 |
borst |
borst:
bǫrs (Q088p Lanaken)
|
Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2]
I-9
|