21484 |
werk (zn.) |
werk:
werrək (Q088p Lanaken),
wēͅrk (Q088p Lanaken),
wĕrk (Q088p Lanaken),
weͅrək (Q088p Lanaken)
|
Eerst uw werk afmaken! [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
25569 |
werkbank |
schroefbank:
šrǫwf˱bāŋk (Q088p Lanaken)
|
De houten of metalen bank waarop de smid, loodgieter en koperslager het metaal kunnen bewerken. Vaak zijn er in het werkblad gaten aangebracht waarin tassen, staken etc. kunnen worden gestoken. De woordtypen schroefbank (L 290, 291, P 176b, Q 88) en vijsbank (P 47) duiden op een werkbank waarop een bankschroef is aangebracht. [N 33, 279; N 64, 30a; N 66, 11a]
II-11
|
18280 |
werkdaagse hoed |
`s werkdaagse hoed:
mène swerdesen (Q088p Lanaken)
|
mijn werkdaagse hoed [ZND 08 (1925)]
III-1-3
|
21486 |
werkdag |
werkdag:
mène swerdesen (Q088p Lanaken)
|
mijn werkdaagse hoed [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
21604 |
werkdag, weekdag |
werkdag:
werkdaog (Q088p Lanaken)
|
werkdag [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
19132 |
werken |
werken:
wirkə (Q088p Lanaken)
|
werken [RND]
III-3-1
|
33336 |
werken op de boerderij |
kneukelen:
knø̄kǝlǝ (Q088p Lanaken),
slaven:
slāvǝ (Q088p Lanaken)
|
Ook te verstaan als het doen van huishoudelijk werk in het boerenbedrijf. De belangrijkste termen in taalgeografische zin zijn ongetwijfeld schommelen en keuteren; deze zijn dan ook in kaart gebracht; vergelijk nog de behandeling van schommelen in Goossens 1963b. De op Nederlandse bodem ontstane afleiding labeuren van het Franse leenwoord labeur is in de semasiologische kaart 5 ondergebracht. Verreweg het grootste deel van de andere opgaven zijn expressief geladen uitdrukkingen met velerlei connotaties voor "hard werken, zich afsloven" in het algemeen. [JG 1b; L 8, 149, S 47; monogr. add. uit N 5A, 95a; L 37, 11c]
I-6
|
18915 |
werklustig |
flink:
fleenk aan `t wèrek (Q088p Lanaken),
flēnk ān `t weͅrk (Q088p Lanaken),
ijverig:
ieverig aan `t wèrk (Q088p Lanaken)
|
hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig aan het werk, hij is niet bang voor zijn moeite. [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
24399 |
wesp |
wesp:
wesp (Q088p Lanaken),
wespel:
wespel (Q088p Lanaken)
|
wesp [ZND 27 (1938)]
III-4-2
|
33666 |
wetering |
wetering:
wētǝreŋ (Q088p Lanaken)
|
Hooiwei met sloten omgeven. [N 14, 57; N 14, 61; N 14, 53 add.; N 14, 52 add.; N 18, 19 add.; L 19B, 2aI, RND 20]
I-8
|