e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witlof witlof: witloowf (Lanaken) Hoe noemt u: Brussels witlof (cichorium intybus - fam. compositae) [N 71 (1975)] I-7
witte aalbes witte wiemelen: wittə wīēməl (Lanaken) Hoe noemt u: de witte aalbes (soorten?) [N 72 (1975)] I-7
witte klaver, steenklaver steenklee: stęi̯n[klee] (Lanaken), wilde klee: welǝ [klee] (Lanaken) Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.] I-5
witte kool kabots: kəbotsə (Lanaken), wit moes: wet mōs (Lanaken), wit moos (Lanaken), witmoes: wit móós (Lanaken) [Goossens 1b (1960)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)] || Hoe noemt u de volgende soorten kool (brassica oleracea L. - fam. cruciferae): witte kool [N 71 (1975)] I-7, III-2-3
witte kwikstaart kwikstaart: kwekstart (Lanaken, ... ), kwikstaartje: kwikstertje (Lanaken, ... ), kwiksteͅrtxe (Lanaken), kwiksteͅrtxə (Lanaken), witte kwikstaart: witte kwikstart (Lanaken) kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || witte kwikstaart III-4-1
witte vloed etterdracht: ętǝrdrax (Lanaken) Baarmoederontsteking. Een voortdurende uitvloeiing van etter uit de schaam. Zie ook het lemma ''baarmoederontsteking'', ''witte vloed'' in wbd I.3, blz. 463. [N 52, 28; A 48A, 42; N 3A, 99] I-11
wol wol: wol (Lanaken) Dierlijke spinvezel, afkomstig van de huidbedekking van vooral schapen (wol), koeien, geiten, kamelen enz. (haar) (Bonthond, s.v. ø̄wol of haarø̄). Hoewel de naam wol wordt gebruikt voor het haar van verschillende diersoorten, wordt, wanneer men van wol spreekt, meestal de wol van het schaap bedoeld. De waarde hiervan is afhankelijk van verschillende factoren: de fijnheid, de krul, de zacht- en soepelheid, de elasticiteit, de soliditeit, het warmtegevend vermogen enz. (Morand, pag. 58 en 59). [N 62, 75a; N 59, 201; L A1, 226; MW; monogr.] II-7
wolfsgebit, gebroken gebit stang: staŋ (Lanaken  [(met beugel in)]  ) Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43] I-10
wonde wonde: deij won zal ēttərə gôn (Lanaken), die won zal zweire (Lanaken), diej won zal ettere (Lanaken), də won zal gōn wzēͅrə (Lanaken), won (Lanaken, ... ) Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] || een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] III-1-2
wonen wonen: wunə (Lanaken) wonen [ZND 08 (1925)] III-2-1