24283 |
zanglijster, lijster |
lijster:
līastər (Q088p Lanaken),
geen fon.doc.
lijster (Q088p Lanaken)
|
lijster [ZND 01 (1922)], [ZND 30 (1939)]
III-4-1
|
21403 |
zaniken, zeuren |
zeveren:
dei koon zeiveren (Q088p Lanaken)
|
Hij kan zaniken (zeuren; tot vervelens toe over hetzelfde praten). [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
19560 |
zeef |
zeef:
sɛɛf (Q088p Lanaken)
|
zeef [ZND 48 (1954)]
III-2-1
|
33142 |
zeef in de wanmolen |
zeef:
zē.f (Q088p Lanaken)
|
De zeef, in de vorm van een rooster, waarop de nog met graanafval vermengde korrels in de wanmolen vallen. Naar gelang de grootte van de korrel onderscheidt men wel de tarwezeef, de haverzeef, enz. In dit lemma gaat het alleen om het tweede deel van dergelijke samenstellingen; alleen wanneer een dergelijke samenstelling opponeert met de benaming voor de zandzeef (zie het lemma ''zandzaaf, onderste zeef in de wanmolen'', 6.3.8) is deze hier opgenomen. [N 14, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
33590 |
zeekool |
splijtkool:
= soort kool lijkt op spruitkool het blad werd gebruikt
spleetkŭŭl (Q088p Lanaken)
|
Hoe noemt u de volgende soorten kool (brassica oleracea L. - fam. cruciferae): een koolsoort die een overblijvende plant is en wel 20 jaar oud kan worden (zeekool) (crambe maritima). Deze heeft een knoestige wortelstok en talrijke uitlopers, waaruit hier [N 71 (1975)]
I-7
|
19472 |
zeemlap |
leren lap:
lēͅrə lap (Q088p Lanaken)
|
zeemlap [ZND 08 (1925)]
III-2-1
|
18723 |
zeep |
zeep:
zeip (Q088p Lanaken)
|
Zeep [ZND 03 (1924)]
III-1-3
|
19644 |
zeepsop |
luter:
løtər (Q088p Lanaken)
|
zeepsop (oplossing van zeep en water) [ZND 08 (1925)]
III-2-1
|
33161 |
zeer grote aardappelen |
bonken:
boŋkǝ (Q088p Lanaken),
fommen:
fømp (Q088p Lanaken),
frietaardappelen:
fredē̜rapǝlǝ (Q088p Lanaken)
|
Voor de fonetische documentatie van het woord aardappelen, zie het lemma Aardappel. [N 12, 4; JG 1a; monogr.]
I-5
|
21404 |
zeggen |
zeggen:
zeikke (Q088p Lanaken)
|
zeggen [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|