e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

Gevonden: 2852
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zijstukken van het raam brakken: brakǝ (Lanaken), schijven: š˙ęi̯vǝ (Lanaken), vork: vø̜rǝk (Lanaken) De beide korte delen van het raamwerk, waarin de as van de rol bevestigd is. [JG 2c; JG 1b add.; N 11A, 184d + 185c; div.; monogr.] I-2
zijwand komp: (mv)  ko.mpǝ (Lanaken) Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.] I-13
zingen zingen: zenge (Lanaken), zinge (Lanaken) III. zingen; hij zong; gezongen. [ZND 25 (1937)] III-3-2
zinkbewerker zinkwerker: zēŋkwę̄rkǝr (Lanaken) Ambachtsman die zink en blik verwerkt, dakgoten herstelt, etc. Een aantal opgaven kunnen mogelijk meer algemeen van toepassing zijn op een loodgieter. [N 64, 161b; L 34, 17a-b; monogr.; div.] II-11
zitbank bank: baŋk (Lanaken) op het eind van de bank [ZND 34 (1940)] III-2-1
zitvlak van een broek kont: ko͂nt (Lanaken) het kruis van de broek (zolder, kont, kruis, schreej enz.) [N 59 (1973)] III-1-3
zo arm als ... zo arm als de straat: er es zoe èrem es de straot (Lanaken), zoe èrm as de stroat (Lanaken), zo arm als job: hɛ̄r es zū ärm es jop (Lanaken) Hij is zo arm als... (uitdrukkingen). [ZND 32 (1939)] III-3-1
zo eenvoudig als ... zo eenvoudig als het groot is: zu invoudəg eͅs ət grut ēͅs (Lanaken), zo eenvoudig als ik weet niet wat: zu invoudəg eͅs ig weit nit wat (Lanaken), zo eenvoudig als twee maal twee vier is: zu ənvoͅdəg as twī mōͅl twī vēr (Lanaken), zo eenvoudig mogelijk: zu invoudəg mø͂ͅgələk (Lanaken), zo onnozel als get: zoe ennuzel as get (Lanaken) Zo eenvoudig als - (zeg in het dialect en vul aan; geef de verschillende uitdrukkingen die hiervoor bestaan) [ZND 23 (1937)] III-1-4
zoeken zoeken: zeuke (Lanaken) wij zoeken [ZND 08 (1925)] III-1-2
zolder boven de dorsvloer overden: ø̜̄.vǝr[den] (Lanaken) De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32] I-6