32826 |
zijstukken van het raam |
brakken:
brakǝ (Q088p Lanaken),
schijven:
š˙ęi̯vǝ (Q088p Lanaken),
vork:
vø̜rǝk (Q088p Lanaken)
|
De beide korte delen van het raamwerk, waarin de as van de rol bevestigd is. [JG 2c; JG 1b add.; N 11A, 184d + 185c; div.; monogr.]
I-2
|
27824 |
zijwand |
komp:
(mv)
ko.mpǝ (Q088p Lanaken)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|
22771 |
zingen |
zingen:
zenge (Q088p Lanaken),
zinge (Q088p Lanaken)
|
III. zingen; hij zong; gezongen. [ZND 25 (1937)]
III-3-2
|
31189 |
zinkbewerker |
zinkwerker:
zēŋkwę̄rkǝr (Q088p Lanaken)
|
Ambachtsman die zink en blik verwerkt, dakgoten herstelt, etc. Een aantal opgaven kunnen mogelijk meer algemeen van toepassing zijn op een loodgieter. [N 64, 161b; L 34, 17a-b; monogr.; div.]
II-11
|
19680 |
zitbank |
bank:
baŋk (Q088p Lanaken)
|
op het eind van de bank [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
18198 |
zitvlak van een broek |
kont:
ko͂nt (Q088p Lanaken)
|
het kruis van de broek (zolder, kont, kruis, schreej enz.) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
21572 |
zo arm als ... |
zo arm als de straat:
er es zoe èrem es de straot (Q088p Lanaken),
zoe èrm as de stroat (Q088p Lanaken),
zo arm als job:
hɛ̄r es zū ärm es jop (Q088p Lanaken)
|
Hij is zo arm als... (uitdrukkingen). [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
19240 |
zo eenvoudig als ... |
zo eenvoudig als het groot is:
zu invoudəg eͅs ət grut ēͅs (Q088p Lanaken),
zo eenvoudig als ik weet niet wat:
zu invoudəg eͅs ig weit nit wat (Q088p Lanaken),
zo eenvoudig als twee maal twee vier is:
zu ənvoͅdəg as twī mōͅl twī vēr (Q088p Lanaken),
zo eenvoudig mogelijk:
zu invoudəg mø͂ͅgələk (Q088p Lanaken),
zo onnozel als get:
zoe ennuzel as get (Q088p Lanaken)
|
Zo eenvoudig als - (zeg in het dialect en vul aan; geef de verschillende uitdrukkingen die hiervoor bestaan) [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
17828 |
zoeken |
zoeken:
zeuke (Q088p Lanaken)
|
wij zoeken [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
33426 |
zolder boven de dorsvloer |
overden:
ø̜̄.vǝr[den] (Q088p Lanaken)
|
De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32]
I-6
|