e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 2

TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
brakken bijberries:   brakǝ (Doenrade), brassen: Van Dale: brakken, (alleen onb. w., gew.) hard in de weer, druk bezig zijn; boodschappen, inkopen doen; rondzwalken.  brakken (Heerlerbaan/Kaumer), de grond omwoelen:   brakǝ (Boekt Heikant), de hort op:   bragge (Neerglabbeek), braggen (As), bragə (Bree), brakken (Kinrooi), de hort op?: Van Dale: brakken, (alleen onb. w., gew.) hard in de weer, druk bezig zijn; boodschappen, inkopen doen; rondzwalken.  brakken (Kinrooi), draagbalken:   brakǝ (Echt, ... ), brakǝn (Leunen, ... ), braqǝ (Eygelshoven, ... ), (enkelv)  brak (Achel, ... ), raam van de landrol:   brakǝ (Banholt, ... ), ravotten:   brake (Koersel), braken (Beringen, ... ), brakke (Sint-Truiden), brakken (Mechelen-aan-de-Maas), Vgl. WBD, 3.2, pag. 64: brakken, verspr. Kemp. en Kleinbr., zeldz. Antw.; ook in Berg, Kortenberg, Oud-Heverlee en Leuven.  broake (Beverlo), rondslenteren, ronddolen:   bragke (Bree), brakke (Susteren), (brakken)  bragə (Opglabbeek), schei:   brakǝ (Groot Genhout), vlug lopen:   brakke (Schinveld, ... ), woest, onachtzaam lopen:   brakke (Holtum, ... ), zich zeer slecht gedragen:   brakke (Lutterade), brakken (Leopoldsburg, ... ), bràGGə (Susteren), bràkkə (Schinnen), zijstukken van het raam:   brakǝ (Boorsem, ... ), zijwand:   brakǝ (Heerlerheide, ... ) I-11, I-13, I-2, II-12, III-1-2, III-1-4, III-3-1, III-3-2