e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

Gevonden: 2852
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
buurvrouw nabuur: noabər (Lanaken), nabuurse: naoberse (Lanaken), nabuurvrouw: noͅbərvrouw (Lanaken) buurvrouw [ZND 22 (1936)] III-3-1
capuchon kap: kap (Lanaken) de capuchon [N 59 (1973)] III-1-3
castreren boeten: bø̄tǝ (Lanaken), snijden: snęi̯.ǝ (Lanaken), snęi̯ǝ. (Lanaken) Een mannelijk paard onvruchtbaar maken door de teelballen weg te snijden; men spreekt dan van een ruin. Vgl. het lemma ''ruin'' (2.1.3). [JG 1a, 1b; N 8, 60] || Het varken onvruchtbaar maken. Mannelijke varkens castreert men door ze de teelballen weg te nemen. [N 76, 44; JG 1a, 1b; monogr.] I-12, I-9
cementen strekel slijpsteen: slī.pstęi̯.n (Lanaken) Houten lat van ongeveer 40 cm., waarop aan beide zijden een laagje cement (amaril) is aangebracht. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 9, nummer 4. Waar het woord(deel) streek of strekel identiek is aan de opgave voor "strekel" in dezelfde plaats, wordt door middel van de notatie (streek) of (strekel) voor de fonetische documentatie verwezen naar het lemma ''strekel''. [JG 1a, 1b; add. uit N 18, 80 en 82] I-3
colbert met twee rijen knopen jas op twee rijen: jas op twi reͅjə (Lanaken), tweerijjas: twireͅj jas (Lanaken) een colbert met twee rijen knopen [N 59 (1973)] III-1-3
colbert met één rij knopen eenrijjas: eͅjnreͅj jas (Lanaken), jas met een rij: jas meͅt eͅjn reͅj (Lanaken) een colbert met een rij knopen [N 59 (1973)] III-1-3
colbertjasje jas: jas (Lanaken) het colbert [N 59 (1973)] III-1-3
coupeur coupeur: kupø̄r (Lanaken) Knipper of kleermaker die de maat neemt en de stof snijdt. [N 59, 197b] II-7
cultivator, extirpator extirpator: ɛkspãtǝr (Lanaken) De cultivator, extirpator of woeleg is een 3- of 4-wielig of op twee lopers voortglijdend akkerwerktuig met op een schaar eindigende tanden, die d.m.v. een hefboom tegelijk versteld kunnen worden. Aan het raam van een wielcultivator zitten 5 of meer C-vormige veertanden (zie afb. 77) of rechte stelen (zie afb. 78), die elk van een pijlvormige beitel, resp. een kleine dubbelschaar zijn voorzien. Dit lemma betreft de cultivator in het alge-meen. Voor termen die op de sleepcultivator toepasselijk zijn, zie men het volgende lemma. Wat in het onderstaande met ''eg'' en ''eg'' bedoeld wordt, is aangegeven in het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b+ 1d + 2c; N 11, 78a; N 11A, 150a + c; N J, 10; N 18, 52 add.; div.; mono-gr.] I-2
daas (tabanidae) zap: zap (Lanaken) insect I [Goossens 1b (1960)] III-4-2