17682 |
ader |
ader:
de oujərs van zənə vørkoͅp (Q088p Lanaken),
de ōͅjərə van zənə vørkop (Q088p Lanaken),
de ŏers van z`n vŭrh. (Q088p Lanaken),
de oͅjers van zəne kop (Q088p Lanaken),
Də ōərə van ze kŏp (Q088p Lanaken),
də ōͅərə van zənə kop (Q088p Lanaken),
ein oier opensnijen (Q088p Lanaken),
n oͅjer opemoͅke (Q088p Lanaken),
yn ōər ōpəsnijə (Q088p Lanaken),
ən oujer ōpəsneije (Q088p Lanaken),
ən ōͅfər ōpəsneije (Q088p Lanaken),
ən ōͅər ōpəsnije (Q088p Lanaken)
|
de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || een ader opensnijden [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
34247 |
afgeroomde melk |
afgelaten melk:
āfxǝlǫtǝ mē̜lǝk (Q088p Lanaken),
afgeroomde melk:
ā.fxǝrøu̯mdǝ mę.lǝk (Q088p Lanaken),
āfxǝrømdǝ mɛlk (Q088p Lanaken),
āfxǝrø̜i̯mdǝ mē̜lǝk (Q088p Lanaken),
getsj:
gɛtš (Q088p Lanaken)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|
33130 |
afkammen |
uitkemmen:
ū.tkø̜mǝ (Q088p Lanaken)
|
Het uitharken van de dorsvloer wanneer de hele halmen al zijn verwijderd. Dit wordt gedaan om het korte stro bijeen te halen, dat dan in een "kortbussel" wordt gestoken, zie het volgende lemma. Aan de zegslieden is ook gevraagd op te geven met welk gereedschap de dorsvloer wordt afgekamd. Vaak gebeurde dit op meer dan één wijze. Deze vraag leverde de volgende opgaven op: a- met de ''hooihark'' -zie voor de heteroniemen het lemma ''hooihark'' -4,2,4- in aflevering I 3- in K 278, 314, 316, 318, 358, 359, L 211, 214, 215, 244c, 247, 265, 266, 270, 271, 282, 286, 289, 290, 291, 295, 312, 314, 317, 318b, 320c, 321, 321a, 322, 324, 326, 330, 331, 331b, 332, 355, 355a, 360, 366, 369, 370, 371, 372, 373, 374, 382, 387, 413, 414, 416, 420, 422, 425, 0426, 427, 432, P 48, 107a, 175, 176, 176a, Q 2, 2b, 9, 14, 18a, 20, 22, 32a, 71, 72, 78, 94b, 95, 96d, 97, 99*, 101, 111, 111*, 0112, 112b, 113, 117a, 121c, 156, 162, 178, 193, 197, 197a, 198b, 203, 204a, 211; b- met de ''deelhark'' -met ijzeren tanden- in K 358, L 163, 163a, 317, P 213, Q 22, 77; c- met de ''schuurreek'' in L 317 en Q 101; d- met de ''denreek'' in Q 33; e- met de schudgaffel -zie het lemma ''houten gaffel, schudgaffel'' -4,2,1- in aflevering I 3- in L 163, 163a, 265, 268, 289b, 290, 331, 331b, 0426, 432, Q 14, 33, 97, 100, 198b, 203; f- met de -oogst-gaffel- -zie het lemma ''ijzeren gaffel'', ''oogstgaffel'' -4,2,2- in aflevering I 3- in K 358, L 214, 247, 265, 268, 288, 289, 374, 422, 423, 426, 432, Q 98, 121c, 211; g- met de handen in K 314, 357, L 163, 163b, 269, 271, 289b, 295, 314, 320c, 325, 426, P 222, Q 9' [N 14, 27a en 32a; JG 1a, 1b -gedeeltelijk-, 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 27b en 32b]
I-4
|