33034 |
hoeveelheid halmen voor een halve schoof |
opper:
ø̜pǝr (Q088p Lanaken)
|
In het zuiden van Belgisch Limburg waar met de zicht wordt gemaaid kent men het begrip "ongebonden halve graanschoof"; de maaier haalt met één keer inkappen en uitwinnen de hoeveelheid halmen voor een halve schoof bijeen. In de rest van het onderzoeksgebied komt het begrip niet voor. Zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf en kaart 19. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 29; monogr.]
I-4
|
22024 |
holenduif |
bosduif:
bosdoef (Q088p Lanaken)
|
holenduif
III-4-1
|
24324 |
hommel |
hommel:
ook in ZND 01, a-m
hommel (Q088p Lanaken)
|
hommel [ZND 27 (1938)]
III-4-2
|
25062 |
homp, brok, klont |
klot:
klot (Q088p Lanaken),
kloͅt (Q088p Lanaken)
|
kluit [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
19784 |
hond |
hond:
ho.nt (Q088p Lanaken),
hoond (Q088p Lanaken),
hoont (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken),
hōnd (Q088p Lanaken),
hōnt (Q088p Lanaken),
ōnt (Q088p Lanaken)
|
hond [Goossens 1b (1960)], [ZND 08 (1925)], [ZND 21 (1936)], [ZND m]
III-2-1
|
19782 |
hondenhok |
hondskooi:
honskūə (Q088p Lanaken),
hontskui̯ (Q088p Lanaken),
hontskuəi̯ (Q088p Lanaken)
|
hondenhok [ZND 38 (1942)]
III-2-1
|
34209 |
hondsdolheid |
hondsdolheid:
hondsdolheid (Q088p Lanaken),
razernij:
razernij (Q088p Lanaken)
|
Een bij honden, wolven, vossen en andere dieren voorkomende infectieziekte die door een beet kan worden overgebracht, ook op koeien. Zie ook het lemma ''hondsdolheid'' in wbd I.3, blz. 486. [N 52, 12b; A 48A, 25]
I-11
|
21043 |
honing |
honing:
hō.neŋ (Q088p Lanaken),
hōneŋ (Q088p Lanaken),
hōniŋ (Q088p Lanaken),
hōnǝŋ (Q088p Lanaken)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
28675 |
honingpers |
honingspers:
hō.neŋspę̄.rs (Q088p Lanaken)
|
Apparaat waarmee de gevulde honingraten geperst worden om zo de honing te oogsten. De honingpers was al in gebruik bij de korfteelt. Men kent verschillende vormen vervaardigd van onder meer eike- of beukehout. Een honingpers is voorzien van een kuip waarin de geperste honing opgevangen wordt. Verder is er een hendel en een schroef waarmee men het persblok vastdraait op de zak met ruwe honing. [N 63, 122a; JG 1a+1b; JG 2b-5; N 63, 122c; monogr.]
II-6
|
17570 |
hoofd |
kop:
de oͅjers van zəne kop (Q088p Lanaken),
Də ōərə van ze kŏp (Q088p Lanaken),
də ōͅərə van zənə kop (Q088p Lanaken)
|
de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|