21043 |
honing |
honing:
hawneŋ (P171p Landen),
hawneŋk (P171p Landen),
hǫneŋk (P171p Landen),
ōwniŋk (P171p Landen)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
22673 |
hoorn |
hoorn:
hôre (P171p Landen)
|
Hoorn. [Willems (1885)]
III-3-2
|
34073 |
hoorn van de koe |
hoorn:
hau̯rǝ (P171p Landen),
hōrǝ (P171p Landen),
hōrǝs (P171p Landen)
|
[N 3A, 106a; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 27, 25; S 15; Wi 14; monogr.]
I-11
|
21459 |
houden van |
gaarne zien:
meest gebruikt
iemand geere zien (P171p Landen),
houden van:
van iemand haan (P171p Landen),
liefhebben:
iemand lief hebbe (P171p Landen)
|
Iemand liefhebben, gaarne zien, v. iem. houden [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
34375 |
houten raamwerk |
kaandel:
kǭ.ǝndǝl (P171p Landen),
struikelaar:
strø̜i̯kǝlēr (P171p Landen),
struikelblok:
struikelblok (P171p Landen)
|
Toestel van stokken vervaardigd dat men sommige dieren b.v. varkens om de hals doet om ze te beletten door hagen te breken. [L 36, 29; monogr.]
I-12
|
32083 |
houtlijm |
lijm:
lęjm (P171p Landen)
|
In het algemeen de lijm waarmee houten delen met elkaar verbonden worden. Aanvankelijk moesten de ingrediënten van de houtlijm door de timmerman zelf worden vermengd en verwarmd. Later kwamen er soorten die met water aangemaakt konden worden. Als bestanddelen werden onder meer visafval en beenderen gebruikt. Houtlijm die verwarmd moest worden, werd in de vorm van platen en korrels verkocht. Zie ook afb. 150. [L 30, 26a; N 54, 1b-i; monogr.]
II-12
|
31803 |
houtsplinter |
splinter:
splentǝr (P171p Landen)
|
Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.]
II-12
|
21563 |
ijken |
ijken:
de gewichte ijke (P171p Landen),
pegelen:
də gəwichtə pēgələ (P171p Landen),
gəwichte pe(i)gələn (P171p Landen)
|
De gewichten ijken"(de gewichten van de winkeliers nazien of ze nog juist zijn). [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
25433 |
ingewanden van geslacht vee |
ingewanden:
engǝwandǝ (P171p Landen),
engǝwantǝ (P171p Landen)
|
Ingewanden van geslacht vee. Ook de algemene benamingen voor "ingewanden van vee" zijn hier opgenomen. [N 28, 58; N 28, 88; L 1a-m; L 1u, 106; Veldeke 26, 23; monogr.]
II-1
|
25447 |
ingezouten |
gezouten:
gǝzātǝ (P171p Landen)
|
Dit lemma sluit volledig aan bij het lemma ''het vlees conserveren''. In de Leuvense vragenlijsten 1a-m en 27 werd naar het begrip "ingezouten" gevraagd. Deze twee vragen worden hier als apart lemma gehonoreerd. [L 1a-m; L 27, 40; Veldeke 22, 67]
II-1
|